M3M4 week 51, online les

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3,4

BONJOUR

Vandaag ;

1. luisteropdracht over kerstmarkt

2. uitleg aanwijzend vnw

2. herhaling werkwoorden

3. schrijfvaardigheid 

Kijk en luister naar het filmpje. Tussendoor beantwoord je enkele vragen

00:10

Wat is een "marché de Noël"?

00:18

Waar komt de kerstmarkt van oorsprong vandaan?

1. De Elzas
2. Duitsland
3. Frankrijk
4. Zwitserland

00:28

Wat was de oorspronkelijke naam van de kerstmarkt?

00:58

Welke stad is beroemd om zijn kerstmarkt?

1. Colmar
2. Nancy
3. Strasbourg
4. Besançon

01:36

Op welke plaatst staan de Franse kersmarkten in de wereld?

1. 1e
2. 3e
3. 4e
4. 2e

Aanwijzend voornaamwoord

• Wat is dat ook alweer?
• deze/die en dit/dat
• Ipv lidwoord, dichtbij of veraf
• Lastig in het Nederlands, maar niet zo moeilijk in het Frans 

Noteer in je schrift

Deze vriend=

1. ce ami
2. cette amie
3. cet ami
4. ces amis

deze vragen=

1. cettes questions
2. ces questions
3. ce questions
4. cet questions

...... prof est nouveau.
(deze leraar)

1. Ce
2. Cet
3. Cette
4. Ces

.... fille est italienne.
(dit meisje)

1. Ce
2. Cet
3. Cette
4. Ces

J'habite à côté de ..... magasin.
(deze winkel)

1. ce
2. cet
3. cette
4. ces

Combien coûtent ..... oranges?
(die sinaasappels)

1. ce
2. cet
3. cette
4. ces

Tu comprends ...... explication ?
(deze uitleg)

1. ce
2. cet
3. cette
4. ces

Tu veux achter un nouveau stylo?

Kies het juiste antwoord

1. J’ aime cette stylo.
2. J’ aime cet stylo.
3. J’ aime ces stylo.
4. J’ aime ce stylo.

VRAI OU FAUX
Er zijn twee aanwijzende vnw mogelijk voor mannelijk enkelvoud woorden.

1. VRAI
2. FAUX

VRAI OU FAUX
Met een woord in het meervoud, moet je ook weten of het woord vrouwelijk of mannelijk is.

1. VRAI
2. FAUX

Questions?

Les verbes "er"

Présent, Imparfait, Passé composé

Impératif= gebiedende wijs

Werkwoorden op -er

chercher

remarquer

travailler

jouer

sonner

aimer

spelen

houden van

zoeken

opmerken

aanbellen

werken

Présent 

j'habite=ik woon

stam + e

                es

              e

                  ons

                ez

                  ent

Passé composé

avoir/être + stam+ é

j'ai habité

Futur proche (nabije toekomst) 

je vais + hele werkwoord

tu vas

il,elle,on va

nous allons

vous allez

ils vont

Futur simple

J'habiterai=ik zal wonen

hele ww + uitgang 

+ ai

+ as

+ a

+ ons

+ez

+ ont

(passer = doorbrengen,prés) Ils .... les vacances en Grèce

1. passez
2. passont
3. passent
4. passons

(jouer=spelen,pc) Marc ... ..... bien.

1. est joué
2. a joué
3. avons
4. jouait

(parler, futur) Les élèves....... en français.

1. vont parler
2. parlons
3. ont parlé
4. parleront

(habiter,pc) zij hebben in Parijs gewoond

(gagner) zij winnen=

(jouer, futur proche) on ......

(détester, présent) Madame Quévreux ..... les maths

1. détestes
2. détestez
3. détesté
4. déteste

(arriver, pc) Sophie et Monique ... ...... vers 8 heures

1. sont arrivé
2. sont arrivés
3. sont arrivées
4. ont arrivé

(rester=blijven,pc) Nous .... ...... à la maison.

1. avons resté
2. sommes resté
3. sont resté
4. sommes restés

(entrer, gebiedende wijs) Kom binnen allemaal!

1. entre tous!
2. entrez tous!
3. entrons
4. entre

(tomber= vallen, pc)
Elle .... ...... des escaliers

1. a tombé
2. a tombée
3. est tombé
4. est tombée

Schrijfvaardigheid

Opdracht

Werk de mail uit.Stuur je opdracht naar [e-mail]

Bonnes Vacances !