Taal Actief Th 5 herhaling

Herhaling thema 5
  • voltooid deelwoord maken.
  • onderwerp en gezegde vinden in een zin.
  • voltooide en onvoltooide tijd.
  • verwijswoorden: die, dat en wat.
  • themawoorden 
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Herhaling thema 5
  • voltooid deelwoord maken.
  • onderwerp en gezegde vinden in een zin.
  • voltooide en onvoltooide tijd.
  • verwijswoorden: die, dat en wat.
  • themawoorden 

Slide 1 - Diapositive

Voltooid deelwoord
  • Ik heb / ik ben / ik word.......
  • Laatste letter een d of een t?????       Maak het langer. 

Slide 2 - Diapositive

Wat is het voltooid deelwoord van:
bakken
A
bak
B
bakte
C
gebakken
D
bakken

Slide 3 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:
slepen
A
gesleept
B
sleepte
C
geslepen
D
gesleepd

Slide 4 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:
lachen
A
gelacht
B
lachend
C
lachte
D
gelachen

Slide 5 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:
koken - beantwoorden - vragen

Slide 6 - Question ouverte

Onderwerp en gezegde
  • Onderwerp : Wie-vraag?
  • Gezegde: alle werkwoorden in een                         zin. 

Slide 7 - Diapositive

Wat is het onderwerp in deze zinnen?:
-De vrolijke kinderen doen een spel.
- In de doos zaten schattige katjes.


Slide 8 - Question ouverte

Wat is het gezegde in deze zinnen?
- De buurman heeft de bomen gesnoeid.
- Ik zou wel een tijdmachine willen hebben.

Slide 9 - Question ouverte

Wat is het onderwerp en gezegde 
Gebruik je wisbordje of een papier.
Wat is het onderwerp en gezegde in de volgende zinnen.

1. De voetballer raakte geblesseerd.
2.De vogels zoeken naar wormen.
3. De agenten gaan de man arresteren.

Slide 10 - Diapositive

Onvoltooide en voltooide tijd
  • Onvoltooide tijd :  de persoonsvorm is een zelfstandig                                                                                 werkwoord.   
  • Bijv: Ik loop over het plein.
  •           Ik bak een taart.
  • Voltooide tijd:  de persoonsvorm is een hulpwerkwoord                                                                         (hebben/zijn) en er staat een voltooid deelwoord in de zin.
  • Bijv: Ik heb over het plein gelopen
  • Ik heb een taart gebakken.

Slide 11 - Diapositive

Waar staat een onvoltooide tijd?
A
Ik fiets naar school.
B
Ik heb geslapen.
C
Ik ben 12 geworden.
D
Ik heb een film gezien.

Slide 12 - Quiz

Waar staat een onvoltooide tijd?
A
Hij heeft gescoord.
B
Zij was gevallen.
C
Wij lachen om de grap.
D
Jullie hebben geholpen.

Slide 13 - Quiz

Waar staat de voltooide tijd?
A
Hij kookt soep.
B
Ik heb de was gedaan.
C
Oma komt op visite.
D
Jullie fietsen weg.

Slide 14 - Quiz

Waar staat de voltooide tijd?
A
Zij maakt sommen.
B
Wij moeten wachten.
C
Hij heeft gerekend.
D
Jij wil een ijsje.

Slide 15 - Quiz

Schrijf op je wisbordje of op een papier of de zinnen in de voltooide tijd of onvoltooide tijd staan.
1.  Meester heeft de toets nagekeken.
2. Mama koopt fruit op de markt.
3. Hij maakt een prachtig schilderij.
4. Inge was haar huiswerk vergeten.
5. De man liet zijn hond uit.

Slide 16 - Diapositive

Verwijswoorden
  •  Dat: Het-woorden
  •  Die: De - woorden
Het meisje - Dat meisje.
De jongen - Die jongen.

Slide 17 - Diapositive

Welk verwijswoord hoort op de open plek?
1. ------ hondje is verdwaald.
2. Ik zoek ------- kat van de buren.
3. Ik vind ------- cadeautje het leukst.

Slide 18 - Question ouverte

Welk verwijswoord hoort op de open plek?
1. ------ houten tafeltje is nieuw.
2.------- stoel is omgevallen.
3. Hij houdt het meest van -------boek.

Slide 19 - Question ouverte

Themawoorden

Slide 20 - Diapositive

Bedaard
A
rustig
B
onrustig
C
eerlijk
D
oneerlijk

Slide 21 - Quiz

gebiologeerd
A
Kijken naar dingen in de natuur.
B
Ergens zo door geboeid zijn dat je nergens anders meer op let.
C
Bang zijn in het donker.
D
Een vak op de middelbare school.

Slide 22 - Quiz

Door merg en been gaan.
A
Naar de dokter gaan.
B
Lenig zijn.
C
Hard en naar om naar te luisteren.
D
Ergens niet van houden.

Slide 23 - Quiz

onregelmatig
geregeld
continu
regelmatig, vaak
de hele tijd
af en toe

Slide 24 - Question de remorquage

instinctief
weloverwogen
onraad
omkomen
dreigend gevaar
vanuit je gevoel
vanuit je verstand
sterven

Slide 25 - Question de remorquage

tsunami
aardverschuiving
eruptie

Slide 26 - Question de remorquage