2018-I tekst 2

Tekst 2: Leren lenen
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Tekst 2: Leren lenen

Slide 1 - Diapositive

Vraag 11 - 1 punt
Een inleiding kan verschillende elementen bevatten, zoals:
1 de aanleiding voor het schrijven van de tekst
2 een anekdote
3 een historische schets van het onderwerp
4 een of meer aansprekende voorbeelden
5 een probleemstelling
Welke twee elementen uit het bovenstaande rijtje zijn verwerkt in alinea 1?
van tekst 2?

Slide 2 - Diapositive

Vraag 11 - 1 punt
Een inleiding kan verschillende elementen bevatten, zoals:
1 de aanleiding voor het schrijven van de tekst
2 een anekdote
3 een historische schets van het onderwerp
4 een of meer aansprekende voorbeelden
5 een probleemstelling
Welke twee elementen uit het bovenstaande rijtje zijn verwerkt in alinea 1?
van tekst 2?

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Vraag 12 - 2 punten
In alinea 3 klinkt een oordeel door over de rol van de overheid.
Geef op grond van de alinea’s 3 en 4 aan welk oordeel dat is en waaruit dat blijkt.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.

Slide 5 - Diapositive

Vraag 12 - 2 punten
De overheid is hypocriet / asociaal / verzaakt haar zorgplicht 
(1 punt)
want ze waarschuwt tegen lenen en tegelijkertijd bevordert/stimuleert ze lenen  (1 punt)
Of: De overheid is hypocriet/asociaal wat blijkt uit de cynische/sarcastische/spottende toon die in deze alinea’s naar voren komt (2 punten)

Slide 6 - Diapositive

Vraag 13 - 1 punt
Een kritisch lezer kan in alinea 3 een verkeerde vergelijking zien.
Leg uit waarom hier sprake zou zijn van een verkeerde vergelijking. 

Slide 7 - Diapositive

T

Slide 8 - Diapositive

Vraag 13 - 1 punt
Roken kan dodelijk zijn en lenen niet.

Of: Slavernij is geen kwestie van keuze, schulden maken (in principe) wel. 


Slide 9 - Diapositive

Vraag 14 - 1 punt
Leg uit waarom hier geen sprake zou zijn van een verkeerde vergelijking.

Slide 10 - Diapositive

Vraag 14 - 1 punt
Het gaat erom dat roken en lenen slecht voor je zijn. / Roken en lenen zijn slecht (volgens de overheid).

Of: Zowel bij slavernij als bij schulden ben je niet vrij. 

Slide 11 - Diapositive

Vraag 15 - 1 punt


Dit citaat schetst een overeenkomst tussen schulden en slavernij. Wat is die overeenkomst? 

Slide 12 - Diapositive

Vraag 15 - 1 punt
In beide gevallen ben je niet vrij. / Je zit eraan vast.

Slide 13 - Diapositive

Vraag 16 - 1 punt

Een kritisch lezer zou kunnen stellen dat dit antwoord in argumentatief opzicht niet aanvaardbaar is als reactie op de argumenten van de voorstanders, omdat de bewijslast ontdoken zou zijn.
Waarom zou de argumentatie echter wel aanvaardbaar kunnen zijn? 

Slide 14 - Diapositive

Vraag 16 - 1 punt

De auteur doet de voorwaarden af als onbelangrijke argumenten. 
/ Het gaat de auteur om het principe.

Slide 15 - Diapositive

Vraag 17 - 2 punten
In alinea 4 wordt ingegaan op de verwachting dat jongvolwassenen ondanks de nadelen van het ‘sociaal leenstelsel’ toch een studielening zullen aangaan.
Hoe komt het volgens tekst 2 dat jongeren toch een studielening aangaan?
Geef een oorzaak en een reden uit alinea 4.

Slide 16 - Diapositive

Verschil oorzaak en reden?

Slide 17 - Diapositive

Verschil oorzaak en reden
Een oorzaak verwijst naar een externe omstandigheid.

Door nog onbekende oorzaak waren de websites vanmorgen niet bereikbaar.

Een reden houdt een overweging door een mens in.
Enkele leden hebben om onbekende reden hun lidmaatschap opgezegd.


Slide 18 - Diapositive

Vraag 17 - 2 punten
(oorzaak:) Jongvolwassenen kunnen vaak de langetermijngevolgen niet overzien / Je hebt (als jongvolwassene) nog niet door wat de
implicaties zijn / Ze doorgronden met hun puberbrein de implicaties nog niet (1 punt)
(reden:) Jongeren moeten een lening aangaan om (te kunnen leren en) (een goede) kans te kunnen maken op de arbeidsmarkt / Je moet wel
als je (wilt studeren en) later een (goede) baan wilt hebben 
(1 punt)

Slide 19 - Diapositive

Opdracht 18 - 2 punten
Volgens alinea 1 is de term ‘sociaal leenstelsel’ een voorbeeld van een meesterlijke omdraaiing van betekenissen.
Leg uit waarom de term ‘sociaal leenstelsel’ volgens tekst 2 een
meesterlijke omdraaiing van betekenissen is.
Baseer je antwoord op de alinea’s 6 tot en met 8.

Slide 20 - Diapositive

Opdracht 18 - 2 punten

• De term sociaal is misplaatst 1
• omdat het onderwijs minder toegankelijk wordt voor mensen met weinig geld 1
of
• Het is niet sociaal 1
• om burgers (vanaf hun achttiende levensjaar) schulden bij de overheid op te dringen 1
of
• Geld moeten lenen om te kunnen studeren 1
• is niet sociaal 1

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Vraag 19 - 1 punt
De titel van tekst 2 is ‘Leren lenen’.

 
19 Welk van de onderstaande beweringen legt deze titel het best uit?
A De lezers leren iets over studenten die geld lenen voor hun studie.
B De overheid wil studenten met het leenstelsel leren omgaan met geld.
C Leren betekent voor studenten nu ook dat ze moeten leren lenen.
D Studenten die niet leren om te lenen, komen in geldproblemen. 

Slide 23 - Diapositive

Vraag 19
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 24 - Quiz

Vraag 19 - 1 punt
De titel van tekst 2 is ‘Leren lenen’.

 
19 Welk van de onderstaande beweringen legt deze titel het best uit?
A De lezers leren iets over studenten die geld lenen voor hun studie.
B De overheid wil studenten met het leenstelsel leren omgaan met geld.
C Leren betekent voor studenten nu ook dat ze moeten leren lenen.
D Studenten die niet leren om te lenen, komen in geldproblemen. 

Slide 25 - Diapositive

Vraag 20 - 2 punten
Welk van de onderstaande omschrijvingen geeft de hoofdgedachte van tekst 2 het best weer?
A Het is niet sociaal om een stelsel dat zorgt voor ongelijke kansen in de
maatschappij, ‘sociaal’ te noemen.
B Het is onaanvaardbaar dat jongeren door een maatregel van de
overheid gedwongen worden geld te lenen om te kunnen studeren.
C Het maken van schulden is een moderne vorm van slavernij waar de
overheid daadkrachtig tegen op zou moeten treden.
D Het sociaal leenstelsel benadeelt studenten doordat zij soms tientallen
jaren ongewild met een schuld blijven zitten. 

Slide 26 - Diapositive

Vraag 20
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 27 - Quiz

Vraag 20 - 2 punten
Welk van de onderstaande omschrijvingen geeft de hoofdgedachte van tekst 2 het best weer?
A Het is niet sociaal om een stelsel dat zorgt voor ongelijke kansen in de
maatschappij, ‘sociaal’ te noemen.
B Het is onaanvaardbaar dat jongeren door een maatregel van de
overheid gedwongen worden geld te lenen om te kunnen studeren.
C Het maken van schulden is een moderne vorm van slavernij waar de
overheid daadkrachtig tegen op zou moeten treden.
D Het sociaal leenstelsel benadeelt studenten doordat zij soms tientallen
jaren ongewild met een schuld blijven zitten. 

Slide 28 - Diapositive

Vraag 21 - 1 punt
De econoom Dinand Webbink vindt het volgens tekstfragment 1 onterecht om te stellen dat het sociaal leenstelsel veel studenten zal afschrikken om te gaan studeren.

Met welk argument onderbouwt hij deze stelling in alinea 2 van tekstfragment 1?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen. 

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Vraag 21 - 1 punt
Na vergelijkbare maatregelen in het buitenland gingen daar ook niet minder studenten studeren. / Op basis van de ervaringen in het buitenland is de verwachting dat ook hier maar weinig studenten zullen afzien van studeren. 

Slide 31 - Diapositive

Vraag 22 - 3 punten
“[1] Wat studenten vergeten is dat ze, eenmaal afgestudeerd, veel geld gaan verdienen. [2] ‘Veertig tot vijftig procent meer dan vwo-leerlingen die meteen gaan werken. [3] En dat hun hele leven lang, dat is al gauw een paar ton’, aldus Webbink. [4] Studenten zullen dus later makkelijk in staat
zijn om hun lening af te lossen. [5] Ze moeten die dan ook zien als een investering in hun toekomst, niet als een barrière, vinden de
voorstanders.” (alinea 3, tekstfragment 1)
Zet de zinnen op de juiste plaats in het schema.
Neem het schema over en noteer alleen de nummers van je antwoord. 

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Vraag 22
indien vijf antwoorden op de juiste plaats 3
indien vier of drie antwoorden op de juiste plaats 2
indien twee antwoorden op de juiste plaats 1
indien minder dan twee antwoorden op de juiste plaats 0 

Slide 34 - Diapositive

Vraag 22 - 3 punten
[5] Ze moeten die (lening) zien als een investering in hun toekomst, niet als een barrière, vinden de voorstanders. [4] Studenten zullen later makkelijk in staat zijn om hun lening af te lossen. [1] Wat studenten vergeten is dat ze, eenmaal afgestudeerd, veel geld gaan verdienen. [2] ‘Veertig tot vijftig procent meer dan vwo-leerlingen die meteen gaan werken. [3] En dat hun hele leven lang, dat is al gauw een paar ton’, aldus Webbink. 

Slide 35 - Diapositive

Vraag 23 - 1 punt 
In alinea 1 van tekstfragment 1 en in tekst 2 wordt aan de overheid dezelfde verantwoordelijkheid toegeschreven voor het onderwijs.

Welke verantwoordelijkheid is dat?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen. 

Slide 36 - Diapositive

Vraag 23 - 1 punt

De overheid is verantwoordelijk voor goed onderwijs. / De overheid moet investeren in (goed) onderwijs.

Slide 37 - Diapositive

Vraag 24 - 2 punten
Tekstfragment 1 noemt een toekomstperspectief voor de student en diens studieschuld dat niet voorkomt in tekst 2.

 Wat houdt dat toekomstperspectief in?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen. 

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Vraag 24 - 2 punten

De kern van een goed antwoord is:
• Iemand die gestudeerd heeft, gaat (veel) meer verdienen dan iemand die niet gestudeerd heeft: 1 punt
• en kan dan later makkelijk de lening terugbetalen: 1 punt

Slide 40 - Diapositive