H5 Leren lenen

Neem de tekst Leren lenen voor je. 

We lezen samen de tekst.
Tijdens het lezen markeren we de kernzinnen en staan we stil bij belangrijke functies en tekstverbanden door te letten op signaalwoorden.
Daarna kijken we naar wat vragen (via LessonUp).

1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Neem de tekst Leren lenen voor je. 

We lezen samen de tekst.
Tijdens het lezen markeren we de kernzinnen en staan we stil bij belangrijke functies en tekstverbanden door te letten op signaalwoorden.
Daarna kijken we naar wat vragen (via LessonUp).

Slide 1 - Diapositive

Welke twee elementen uit het rijtje hiernaast zijn verwerkt in alinea 1 van tekst 2? Noteer alleen de twee nummers.
timer
3:00

Slide 2 - Question ouverte

In alinea 3 klinkt een oordeel door over de rol van de overheid.
Geef op grond van de alinea’s 3 en 4 aan
welk oordeel dat is en waaruit dat blijkt.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.
timer
5:00

Slide 3 - Question ouverte

Een kritisch lezer kan in alinea 3 een verkeerde vergelijking zien.
Leg uit waarom hier sprake zou zijn van een verkeerde vergelijking.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en
gebruik voor je antwoord niet meer dan 10 woorden.
timer
3:00

Slide 4 - Question ouverte

Leg uit waarom hier geen sprake zou zijn
van een verkeerde vergelijking.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen
en gebruik voor je antwoord niet meer dan 15 woorden.
timer
3:00

Slide 5 - Question ouverte

“Laat er geen misverstand over bestaan, wil uw overheid er maar mee
zeggen: schulden zijn een moderne vorm van slavernij.” (regels 50-53)
Dit citaat schetst een overeenkomst tussen schulden en slavernij.
Wat is die overeenkomst?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.
timer
3:00

Slide 6 - Question ouverte

“Toch is mijn antwoord daarop: ‘Spare me the details’.” (regels 85-86)
Een kritisch lezer zou kunnen stellen dat dit antwoord in argumentatief
opzicht niet aanvaardbaar is als reactie op de argumenten van de
voorstanders, omdat de bewijslast ontdoken zou zijn.
Waarom zou de argumentatie echter wel aanvaardbaar kunnen zijn?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.
timer
5:00

Slide 7 - Question ouverte

In alinea 4 wordt ingegaan op de verwachting dat jongvolwassenen
ondanks de nadelen van het ‘sociaal leenstelsel’ toch een studielening
zullen aangaan.
Hoe komt het volgens tekst 2 dat jongeren toch een studielening aangaan?
Geef een oorzaak en een reden uit alinea 4.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.
timer
5:00

Slide 8 - Question ouverte

Volgens alinea 1 is de term ‘sociaal leenstelsel’ een voorbeeld van een
meesterlijke omdraaiing van betekenissen.
Leg uit waarom de term ‘sociaal leenstelsel’ volgens tekst 2 een
meesterlijke omdraaiing van betekenissen is.
Baseer je antwoord op de alinea’s 6 tot en met 8.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je
antwoord niet meer dan 25 woorden.
timer
5:00

Slide 9 - Question ouverte

De titel van tekst 2 is ‘Leren lenen’.
Welk van de onderstaande beweringen legt deze titel het best uit?
A
De lezers leren iets over studenten die geld lenen voor hun studie.
B
De overheid wil studenten met het leenstelsel leren omgaan met geld.
C
Leren betekent voor studenten nu ook dat ze moeten leren lenen.
D
Studenten die niet leren om te lenen, komen in geldproblemen.

Slide 10 - Quiz

Welk van de onderstaande omschrijvingen geeft de hoofdgedachte van tekst 2 het best weer?
A
Het is niet sociaal om een stelsel dat zorgt voor ongelijke kansen in de maatschappij, ‘sociaal’ te noemen.
B
Het is onaanvaardbaar dat jongeren door een maatregel van de overheid gedwongen worden geld te lenen om te kunnen studeren.
C
Het maken van schulden is een moderne vorm van slavernij waar de overheid daadkrachtig tegen op zou moeten treden.
D
Het sociaal leenstelsel benadeelt studenten doordat zij soms tientallen jaren ongewild met een schuld blijven zitten.

Slide 11 - Quiz