2.2 De Spreiding van wereldsteden h/v

Herhalen 2.1
1. Je weet welke vier kenmerken een stad heeft.
2. Je begrijpt het verschil tussen een megastad en een wereldstad.
3. je kunt beschrijven hoe het leven in een megastad verschilt van dat in een wereldstad.
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Herhalen 2.1
1. Je weet welke vier kenmerken een stad heeft.
2. Je begrijpt het verschil tussen een megastad en een wereldstad.
3. je kunt beschrijven hoe het leven in een megastad verschilt van dat in een wereldstad.

Slide 1 - Diapositive

Brasília, bijzondere stad?

Slide 2 - Diapositive

2.2 De spreiding van wereldsteden

Slide 3 - Diapositive

Planning

1. Uitleg 2.2
2. Maken opdrachten
3. Leren topo
Leerdoelen

1. Je kunt de factoren die de ligging van steden beïnvloeden benoemen.
2. Je begrijpt het verschil in verstedelijkingstempo tussen rijke en arme landen.
3. Je kunt het verband tussen verstedelijkingsgraad, verstedelijkingstempo en welvaart uitleggen.

Slide 4 - Diapositive

Arme landen: primate city
Sommige landen hebben maar één superstad, dit is een Primate city.


Een primate city is veel groter dan de tweede stad van het land.

Lagos en Bangkok zijn voorbeelden van een primate city.


Slide 5 - Diapositive

Primate city

Slide 6 - Diapositive

Primate city

Slide 7 - Diapositive

Stedelijk netwerk
Steden in één gebied goed met elkaar verbonden = stedelijk netwerk
 
Bedrijven, wetenschappers, kunstenaars veel contact met elkaar.

Gevolg: economie land groeit.


Slide 8 - Diapositive

Herkennen stedelijk netwerk
-meerdere grote steden liggen verspreid over het land.
-dat de steden onderling goed zijn verbonden.

Slide 9 - Diapositive

Alle stedelijke netwerken in Nederland.
Arnhem en Nijmegen werken veel samen = een stedelijk netwerk.

Slide 10 - Diapositive

Spreiding van steden verklaren
                                            drie factoren:
1. Kenmerken van een gebied. Absolute ligging = exacte locatie van een stad
2. Kenmerken van de ligging ten opzichte van andere plaatsen = relatieve ligging
3. koloniale verleden 

Slide 11 - Diapositive

3. Koloniale verleden
Koloniale dubbelstad
Stadsopbouw uit de koloniale tijd 
die bestaat uit een westers 
en een niet-westers stadsdeel.
Oude stad: nauwe, smalle, kronkelende straten
Westers: brede, rechte straten

Slide 12 - Diapositive

Koloniale verleden
Gekoloniseerde gebieden kennen een hoge concentratie bevolking aan de kustgebieden.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Slide 15 - Diapositive


  • Vooral jonge mensen: op zoek naar betere toekomst
  • Mensen stichten een gezin: natuurlijke bevolkingsgroei
  • stad slokt aangrenzende dorpen + steden op



Sinds 1970 steeds meer mensen naar de stad = verstedelijking
Vestigingsoverschot
= het positieve verschil tussen het aantal mensen dat vertrekt en dat zich vestigt

Slide 16 - Diapositive

Afsluiting
Maar van paragraaf 2.2 de opdrachten:

Slide 17 - Diapositive

Afsluiting

Slide 18 - Diapositive