Thema 6 - Beeldtaal

• Taal
• Basisschool
• Groep 4

Beeldtaal

Thema 6 taal

Dit is de bovenste rij van het toetsenbord. Welk cijfer staat op de toets met het apenstaartje?

1. 3
2. 7
3. 2
4. 4

Dit is de bovenste rij van het toetsenbord. Welke twee cijfers staan op de toetsen met de haakjes? (meer antwoorden)

1. 9
2. 8
3. 6
4. 0

Ik had gisteren een nachtmerrie in bed. Wat is een nachtmerrie?

1. Een enge droom
2. Een erge pijn
3. Een fijne gedachten
4. Een mooie wens

Wat voor soort schilderij
is dit? Klik aan.

1. Een portret
2. Een stilleven
3. Landschap
4. Groepsfoto

Wat staat er op een portret?

1. Iemand van dichtbij
2. Iemand van veraf
3. Iets van dichtbij
4. Iets van veraf

Wanneer ga je klappertanden?

1. Als je een beugel krijgt.
2. Als je een foto maakt.
3. Als je het koud hebt.
4. Als je op een schuimpje kauwt.

Wanneer is iets logisch?

1. Als iets klopt.
2. Als je iets niet duidelijk kunt zien.
3. Als je niet weet waarover iets gaat.
4. Als je vrolijk bent.

Hans neemt door middel van een
e-mail afscheid. Wat is een ander woord voor door middel van?

1. achter
2. bij
3. met
4. zonder

Kijk naar het plaatje.
Waar zie je de
schuilhut?

1. A
2. B
3. C
4. D

De man zegt: 'Ik zie een schitterende vogel'. Wat betekent schitterend?

1. heel groot
2. heel klein
3. heel lelijk
4. heel mooi

Waarin staat
de vogel?

1. De mast
2. De plas
3. De pluim
4. De put

Wat is het wanneer-deel in de
volgende zin?
Hugo loopt na schooltijd naar huis.

1. Hugo
2. loopt
3. na schooltijd
4. naar huis

Wat is het wanneer-deel in de
volgende zin?
Na een tijdje gaat hij rennen.

1. hij
2. Na een tijdje
3. gaat
4. rennen

Wat is het wanneer-deel in de
volgende zin?
Op dat moment verliest hij zijn sleutels.

1. Op dat moment
2. verliest
3. hij
4. zijn sleutel

Het wie-deel hoort bij een ander woord. Welk woord is dat?

1. Het lidwoord
2. Het werkwoord
3. Het bijvoeglijk naamwoord

Wat is het wie-deel in de zin?
Achter het muurtje hurkt Olaf.

1. Achter
2. Olaf
3. het muurtje
4. hurkt

Wat is het wie-deel in de zin?
De jongen speelt lang op zolder.

1. De jongen
2. lang
3. speelt
4. op zolder.

Welke twee zelfstandige naamwoorden zijn meervoud?
Er zijn veel mensen op het schip dat langs de havens vaart.

1. veel
2. mensen
3. langs
4. havens

Wat is het meervoud van lamp?

1. lampjes
2. lampen
3. lamps

moeder

vrouw

Hoe maak je van de volgende zelfstandig naamwoorden meervoud? Sleep naar het juiste vakje.

dochter

dame

-en

-s

Wat is het tegengestelde? Schrijf het woord op. De deur is niet open, maar.......

Wat is het tegengestelde? Schrijf het woord op. De banaan is niet recht, maar........

Wat is het tegengestelde? Schrijf het woord op. De hond is niet slim, maar.........

Dit is de bovenste rij van het toetsenbord. Welk cijfer staat op de toets met het hekje?

1. 3
2. 1
3. 7
4. 6