SKL opdr 57 tm 62 en 67

spreken, kijken & luisteren
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

spreken, kijken & luisteren

Slide 1 - Diapositive

3 manieren van spreken
monoloog > Er is één persoon aan het woord. Het is dus een soort toespraak.
dialoog > een gesprek tussen 2 personen
groepsgesprek > een gesprek tussen 3 of meer personen

In een dialoog en een groepsgesprek is er een wisselwerking; mensen luisteren naar elkaar en reageren op wat anderen zeggen. 

Slide 2 - Diapositive

Opdracht 57
Er komen zometeen drie fragmenten. 

Schrijf na elk fragment op of het gaat om een monoloog, een dialoog of een groepsgesprek

Noteer de antwoorden in je schrift. 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Lien

Slide 5 - Lien

Slide 6 - Lien

gesproken teksten: doelen en soorten.
Kijk in je boek naar het schema op bladzijde 56. 

Gesproken teksten (bv op tv en radio) hebben dezelfde tekstdoelen en tekstsoorten als bij lezen. 

Slide 7 - Diapositive

Publiek
Met een gesproken tekst wil je een bepaald publiek  bereiken. Dit publiek noem je een doelgroep. 


Slide 8 - Diapositive

Leestekens
. (punt) > je stem gaat iets omlaag.
'Deze dj draait op het zomerfestival'. 

, (komma) > voordat je verder spreekt, pauzeer je even. 
'Deze dj draait op het zomerfestival, in Paradiso en in de Melkweg'

Slide 9 - Diapositive

Leestekens
? (vraagteken) > je stem gaat iets omhoog.
'Draait deze dj op het zomerfestival?' 

! (uitroepteken) > Je stem klinkt iets harder, je klinkt enthousiast of boos. 
'Deze dj draait op het zomerfestival!'

Slide 10 - Diapositive

Leestekens
... (beletselteken)  > Er volgt nog iets. Om de spanning op te voeren, houd je even je adem in. 
'Tijdens het zomerfestival klonk een enorme knal, het leek alsof er geschoten werd ... gelukkig bleek het vuurwerk te zijn' 

Slide 11 - Diapositive

Hoe zeg je iets? 
toonhoogte: Hoe hoog of hoe laat je stem klinkt. 
tempo: snelheid waarmee je praat. 
volume: hoe hard of zacht je praat.
intonatie: de manier waarop je praat en waaruit je stemming blijkt. (enthousiast, boos, angstig, ongeduldig, verrast of geïrriteerd)  

Slide 12 - Diapositive

Directe rede of indirecte rede
directe rede
indirecte rede
Dave zei tegen zijn vrienden: 'Ik ben verliefd!'
Dave zei tegen zijn vrienden dat hij verliefd was. 
'Wat heb je nu weer uitgespookt?'
Niets...', zei Marco
Iemand vroeg Marco wat hij nu weer had uitgespookt. Marco zei dat hij niks had uitgespookt. 

Slide 13 - Diapositive

Huiswerk
Maak opdracht 57 tm 62 én 76
blz 54 -61

Het is huiswerk voor de volgende les

Slide 14 - Diapositive