Herhaling Hoofdstuk 7

Herhaling H7
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Herhaling H7

Slide 1 - Diapositive

Gemeente
Provincie
Rijksoverheid
Natuurgebieden
Rijbewijs
Infrastructuur
Onderwijs
Politie
Ophalen huisvuil

Slide 2 - Question de remorquage

Waarop heft de overheid accijns?
A
benzine, chocola, kleding
B
sigaretten, frisdrank, kleding
C
alcohol, sigaretten, benzine
D
alcohol, medicijnen, benzine

Slide 3 - Quiz

Wat wil de overheid bereiken met subsidies?
A
Dat consumenten meer gebruik gaan maken van bepaalde producten.
B
Dat het milieu verbetert.
C
Dat consumenten minder gebruik gaan maken van bepaalde producten.
D
Dat de overheid een extra inkomstenbron heeft.

Slide 4 - Quiz

Een andere naam voor de rijksoverheid is..
A
overheid
B
lagere overheid
C
centrale overheid
D
ministerie

Slide 5 - Quiz

Wat wil de overheid bereiken met accijnzen?
A
Dat consumenten meer gebruik gaan maken van bepaalde producten.
B
Dat het milieu verbetert.
C
Dat consumenten minder gebruik gaan maken van bepaalde producten.
D
Dat de overheid een extra inkomstenbron heeft.

Slide 6 - Quiz

Sociale zekerheid
Volksverzekeringen
Werknemersverzekeringen
voorbeelden:
voorbeelden:
voorbeelden:
Sociale verzekeringen
Sociale voorzieningen
WW 
WIA 
AOW
ANW
kinderbijslag
bijstand

Slide 7 - Question de remorquage

Welke sociale zekerheid ontvang je als je werkloos bent geworden?
A
AOW
B
WW
C
WIA
D
ZW

Slide 8 - Quiz

Sociale verzekeringen worden betaald door ...
A
Winstbelasting van bedrijven
B
Het solidariteitsbeginsel
C
Geld uit belastingopbrengsten.
D
Ingehouden premies op het brutoloon van werknemers

Slide 9 - Quiz

Wat is geen werknemersverzekering?
A
Werkloosheidswet (WW)
B
Ziektewet (ZW)
C
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)
D
Algemene Ouderdomswet (AOW)

Slide 10 - Quiz

Met de verzorgingsstaat wordt bedoeld:
A
Dat de overheid voor haar inwoners zorgt die niet voor zichzelf kunnen zorgen.
B
Dat iedere Nederlander belasting moet betalen.
C
Dat de overheid de werklozen aan een baan helpt.
D
Dat de overheid goederen en diensten levert die voor iedereen bestemd zijn.

Slide 11 - Quiz

Wat is een directe belasting
A
BTW
B
Accijns
C
Vennootschapsbelasting
D
Aardgas opbrengsten

Slide 12 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een kostprijsverhogende belasting?
A
Aardgas opbrengsten
B
BTW

Slide 13 - Quiz

Wat is de juiste definitie van het draagkrachtbeginsel.
A
Hoe meer inkomen, hoe meer belasting.
B
Hoe minder inkomen, hoe meer belasting.
C
Hoe meer inkomen, hoe minder belasting.
D
Hoe meer inkomen, hoe meer koopkracht.

Slide 14 - Quiz

Het draagkrachtbeginsel is gebaseerd op
A
gebruik
B
verbruik
C
belasting
D
inkomen

Slide 15 - Quiz

Wat is het profijtbeginsel
A
Dat de belasting wordt afgestemd op de hoogte van je inkomen
B
Dat het inkomen voor een deel naar de armen gaat
C
Dat je betaald als je ergens gebruik van maakt
D
Dat je belasting moet betalen over een slecht (ongezond) product

Slide 16 - Quiz

Het profijtbeginsel wordt toegepast bij
A
Loonbelasting
B
Wegenbelasting
C
Sociale zekerheid
D
Vermogensbelasting

Slide 17 - Quiz

In welk voorbeeld past de overheid het profijtbeginsel toe?
A
Als je een scooter koopt betaal je btw.
B
Als je gaat studeren dan betaal je collegegeld.
C
Elke maand wordt loonheffing op je inkomen ingehouden.
D
Met een laaginkomen krijg je huurtoeslag.

Slide 18 - Quiz

Btw is een directe of indirecte belasting?
A
Direct
B
Indirecte

Slide 19 - Quiz

Is de omzetbelasting een directe of indirecte belasting?
A
direct
B
indirect

Slide 20 - Quiz

Je koopt in de winkel een spijkerbroek. Betaal je op dat moment indirecte of directe belasting?
A
Directe belasting
B
Indirecte belasting

Slide 21 - Quiz

Loonbelasting is een ... belasting.
A
Directe
B
Indirecte

Slide 22 - Quiz

Wat is het draagkrachtbeginsel
A
Dat de belasting wordt afgestemd op de hoogte van je inkomen
B
Dat het inkomen voor een deel naar de armen gaat
C
Dat je betaald als je ergens gebruik van maakt
D
Dat je belasting moet betalen over een slecht (ongezond) product

Slide 23 - Quiz

Wat is het profijtbeginsel
A
Dat de belasting wordt afgestemd op de hoogte van je inkomen
B
Dat het inkomen voor een deel naar de armen gaat
C
Dat je betaald als je ergens gebruik van maakt
D
Dat je belasting moet betalen over een slecht (ongezond) product

Slide 24 - Quiz

Sociale zekerheid gaat uit van solidariteitsbeginsel, wat is het solidariteitsbeginsel?
A
De sterken helpen de zwakken
B
De zwakken worden niet geholpen
C
Mensen die niet willen werken krijgen geld
D
Als je 67 jaar bent krijg je te maken met het UWV

Slide 25 - Quiz