5H herhaling voor SE november vnl cellen en voeding&energie

Herhaling en oefening 
Deze les gaan jullie zelfstandig aan de slag
Op je tafel ligt natuurlijk een binas.
Verder een pen of een potlood en je schrift.
Probeer écht alleen te werken
Vraag? Kom even naar voren!
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Herhaling en oefening 
Deze les gaan jullie zelfstandig aan de slag
Op je tafel ligt natuurlijk een binas.
Verder een pen of een potlood en je schrift.
Probeer écht alleen te werken
Vraag? Kom even naar voren!

Slide 1 - Diapositive

In welke celonderdelen is DNA te vinden bij een plant?
A
Alleen in de celkern
B
In de celkern en de mitochondrien.
C
In de celkern, mitochondrien en chloroplasten.
D
In de mitochondrien en chloroplasten.

Slide 2 - Quiz

Welke cellen hebben een celwand?
A
Dierlijke en plantaardige cellen
B
Plantaardige cellen en schimmelcellen
C
schimmelcellen, plantaardige cellen en bacterieën
D
plantaardige, dierlijke en bacteriële cellen

Slide 3 - Quiz

In spiercellen wordt veel glucose verbrand. Welke celorganellen zijn hiervoor nodig?
A
lysosomen
B
mitochondriën
C
ribosomen
D
endoplasmatisch reticulum

Slide 4 - Quiz

Welke mutaties hebben veelal grotere gevolgen?
A
Mutaties in DNA van lichaamscellen
B
Chromosoommutaties in DNA van geslachtscellen
C
Mutaties in niet-coderend DNA
D
Puntmutaties in coderend DNA

Slide 5 - Quiz

Hiernaast zie je een celcyclus.
Wat gebeurt er in de G1/G2 fasen?
A
Celgroei
B
Celdeling
C
DNA-replicatie
D
rust

Slide 6 - Quiz

Cisplatina hecht zich aan het DNA in de celkern waardoor DNA-verdubbeling niet meer kan plaatsvinden. Welke fase in de celcyclus is nu verstoord? S-fase
A
G0 fase
B
G1 fase
C
S fase
D
G2 fase

Slide 7 - Quiz

DNA bestaat uit dubbelstrengs DNA. De ene streng bevat de code CCCGGGAAATTT. Hoe ziet de streng eruit die er tegenover zit?
A
CCCGGGAAATTT
B
TTTAAACCCGGG
C
AAATTTGGGCCC
D
GGGCCCTTTAAA

Slide 8 - Quiz

Het erfelijk materiaal in virussen is heel verschillend. Dit virus komt voor in varianten met enkel- en met dubbelstrengs DNA. Het erfelijk materiaal van een bepaald virus heeft de volgende samenstelling van stikstofbasen:
cytosine = 19%, adenine = 25%, thymine = 33% en guanine = 23%.
Kan men op grond van deze gegevens bepalen wat voor erfelijk materiaal het is? Zo ja, welke vorm is het?
A
Ja, het is dubbelstrengs DNA
B
Ja, het is enkelstrengs DNA
C
Ja, het is zowel enkelstrengs als dubbelstrengs DNA
D
Nee, is niet te bepalen

Slide 9 - Quiz

Een mutatie is een verandering in DNA. Hoe kan dat effect hebben op de cel?
A
Doordat DNA met een mutatie niet omgezet kan worden in RNA
B
Doordat DNA met een mutatie zorgt voor kanker waardoor de cel ongeremd gaat delen
C
Doordat DNA met een mutatie een andere aminozuurvolgorde kan veroorzaken
D
Doordat DNA met een mutatie altijd afgebroken wordt door de cel

Slide 10 - Quiz

Wat is meestal het effect (voor het organisme) van een mutatie in het DNA?
A
Er ontstaat kanker
B
Er gebeurt niks
C
Er wordt een ander eiwit gemaakt
D
De cel gaat dood

Slide 11 - Quiz

Stamcellen zijn celen die zich oneindig vaak kunnen delen.
Wat is er bijzonder aan embryonale stamcellen?
A
Die komen alleen voor bij embryo’s
B
Die kunnen nog elke type cel worden
C
Die kunnen niet meer delen
D
Die kunnen nooit een even aantal chromosomen hebben

Slide 12 - Quiz

Yoghurt wordt gemaakt uit melk door er bepaalde soorten bacteriën aan toe te voegen. Deze bacteriën vormen stoffen die de zure smaak van yoghurt veroorzaken.
Andere bacteriën produceren het hormoon insuline. Bij deze bacteriën is het gen van de mens voor de productie van insuline ingebracht
Is bij de productie van yoghurt sprake van genetische modificatie?
En bij de productie van insuline?

A
Bij de productie van yoghurt: JA Bij de productie van insuline: JA
B
Bij de productie van yoghurt: JA Bij de productie van insuline: NEE
C
Bij de productie van yoghurt: NEE Bij de productie van insuline: JA
D
Bij de productie van yoghurt: NEE Bij de productie van insuline: NEE

Slide 13 - Quiz

In rijst zit van nature geen vitamine A. Door middel van genetische modificatie kun je dit veranderen.
Hoe laat je rijst vitamine A produceren? Zet de zinnen in de juiste volgorde.
I De cellen van de genetisch gemodificeerde rijst maken vitamine A.
II Enzymen knippen de genen die nodig zijn voor het maken van vitamine A uit de cellen van andere soorten.
III Het kogeltje wordt in de kern van rijstcellen geschoten.
IV De genen voor vitamine A worden op een klein gouden kogeltje geplakt.
A
II - IV - III - I
B
IV - III - II - I
C
II - I - IV - III
D
I - II - IV - III

Slide 14 - Quiz

Van welke stoffen heb je te weinig als je een gebreksziekte hebt?
A
Vetten
B
Eiwitten
C
Mineralen
D
Vitaminen

Slide 15 - Quiz

In welke twee vakken komen voedingsmiddelen voor die rijk zijn aan voedingsvezel?
A
Vak met groenten en fruiten en Brood en granen
B
Vak met groenten en fruit en vak met vis en kip etc.
C
Vak met melk, boter en olie en vak met vis en kip etc.
D
Vak met groenten en fruit en vak met melk, boter en olie.

Slide 16 - Quiz

wat is waar over aminozuren?
A
Essentiele aminozuren, maken we zelf aan
B
je lichaam maakt beide typen aminozuren niet zelf aan.
C
Essentiele aminozuren, maken we niet zelf aan
D
Niet essentiële aminozuren maken we niet zelf aan

Slide 17 - Quiz

Wat levert het meeste energie op wanneer 1 glucose-molecuul wordt verbrand?
A
Melkzuurgisting
B
Aerobe dissimilatie
C
Anaerobe dissimilatie
D
Alcoholgisting

Slide 18 - Quiz

Het rijzen van deeg zorgt ervoor dat het brood een luchtige structuur krijgt.
Door welk proces tijdens het rijzen neemt het deeg in omvang toe? En welke producten worden hierbij gevormd?
A
aerobe dissimilatie, waarbij alcohol en koolstofdioxide worden gevormd
B
aerobe dissimilatie, waarbij water en koolstofdioxide worden gevormd
C
anaerobe dissimilatie, waarbij alcohol en koolstofdioxide worden gevormd
D
anaerobe dissimilatie, waarbij water en koolstofdioxide worden gevormd

Slide 19 - Quiz

In het menselijk lichaam komt bij verbranding energie vrij in de vorm van:
A
Licht en warmte
B
Licht en chemische energie (ATP)
C
Warmte en chemische energie (ATP)
D
Warmte en bewegingsenergie

Slide 20 - Quiz

glucose wordt in de lever omgezet naar...
A
glycogeen
B
glucagon
C
insuline
D
suiker

Slide 21 - Quiz

Op welke wijze zijn de huidmondjes aangepast bij waterplanten?
A
veel huidmondjes
B
weinig huidmondjes
C
huidmondjes aan de bovenkant van het blad
D
huidmondjes aan de onderkant van het blad

Slide 22 - Quiz

Op welke wijze zijn de huidmondjes aangepast bij landplanten in een vochtig milieu?
A
veel huidmondjes
B
weinig huidmondjes
C
huidmondjes aan de bovenkant van het blad

Slide 23 - Quiz

Planten: Vindt verbranding overdag plaats? Vindt fotosynthese overdag plaats?
A
Verbranding niet, fotosynthese wel.
B
Verbranding wel, fotosynthese niet.
C
Verbranding wel, fotosynthese wel.
D
Verbranding niet, fotosynthese niet.

Slide 24 - Quiz

Waarom is fotosynthese zo belangrijk voor andere organismen?
A
Door de fotosynthese wordt zuurstof verbruikt.
B
Door de fotosynthese komt er nieuwe energie vrij.
C
Door de fotosynthese komt er telkens nieuw voedsel op aarde.
D
Door fotosynthese wordt CO2 gemaakt

Slide 25 - Quiz

Wat is een voorbeeld van voortgezette assimilatie?
A
DNA-synthese
B
Fotosynthese
C
Dissimilatie
D
Eiwitsynthese

Slide 26 - Quiz

Noteer hier de dingen die je bent tegengekomen die nog wat extra zelfstudie vergen.....

Slide 27 - Question ouverte

Noteer hier je vragen naar aanleiding van de net gemaakte opdrachten!

Slide 28 - Question ouverte

Huiswerk
voor woensdag: H5 herhalen via biologiepagina (bijv. oefentoets energie maken)

Voor donderdag: een GEPRINTE examenopgave meenemen die betrekking heeft op één van de onderwerpen uit het komende SE.

Geen printer? Dan uiterlijk dinsdagavond de opgave in printformat naar mij mailen! Woensdagavond is te laat, dan heb ik geen tijd meer om te printen.

Slide 29 - Diapositive

En wat ga je nu dan doen? KIES:
1. Werken aan je huiswerk voor woensdag of donderdag
2. Uitleg vragen over een opgave of onderwerp
3. Planning maken/aanpassen om voor bio te leren
(ga NIET samenvatten, ga WEL heel veel oefenen)
4. Ga in BINAS alle bladzijden bestuderen die nuttig kunnen zijn tijdens de komende toets.

Slide 30 - Diapositive