Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.
La durée de la leçon est: 360 min
Éléments de cette leçon
Vandaag
Controle weektaak:
8.3: 5 t/m 11 + 8.4: 4t/m 7 + 9
Herhaling
H8.1 Atomen als stralingsbron
H8.2 Radioactief verval
H8.3 Straling gebruiken
H8.4 Bescherming tegen straling
Slide 1 - Diapositive
Opbouw atoom
Proton
Kern
Positief geladen
Kan niet verplaatsen
1 Massa
Neutron
Kern
Niet geladen
Kan niet verplaatsen
1 massa
Elektron
Negatief geladen
Kan verplaatsen
Geen massa
Een verbinding is een molecuul dat uit verschillende soorten atomen bestaat; bv CO2
Een element is een stof die je niet verder kunt ontleden, omdat hij helemaal uit één soort atomen bestaat; bv C en O (periodiek systeem)
Slide 2 - Diapositive
Samengevat
Slide 3 - Diapositive
Isotopen
Atomen van één element hebben hetzelfde aantal protonen in de kern, maar kunnen een verschillend aantalneutronen hebben
het atoomnummer is hetzelfde, maar het massagetal is anders bij isotopen
de chemische eigenschappen van zwaardere isotopen zijn bijnahetzelfde!
=> moeilijk van elkaar te scheiden
grootste getal = Protonen + Neuronen = massagetal
Slide 4 - Diapositive
Instabiele kernen
Een radioactieve isotoop heeft atoomkernen die instabiel zijn.
Daarmee wordt bedoeld dat die kernen spontaan (dus zonder invloed van buitenaf) veranderen.
Op het moment dat zo'n atoomkern verandert, zendt deze een kleine hoeveelheid straling uit.
Slide 5 - Diapositive
Soorten kernstraling
- Alfa straling
afsplitsen ?-atoom
Klein doordringend vermogen
- Bètastraling
afsplitsen Elektron
Groter doordringend vermogen
- Gammastraling
geen deeltje; elektromagnetische straling
Heel groot doordringend vermogen
Slide 6 - Diapositive
Alfa straling
Bètastraling
Gammastraling
- Klein doordringend vermogen
- straling door afsplitsen He-kern
- Groter doordringend vermogen dan alfa
- afsplitsen elektron
- Groter doordringend vermogen dan Beta
- elektromagnetische straling
Slide 7 - Diapositive
Activiteit meten
Activiteit = aantal kernen dat per seconde vervalt/uit elkaar valt
Activiteit wordt gemeten in becquerel (Bq)
Activiteit kun je meten met een geigerteller.
Radioactief verval
Bij radioactief verval ontstaat een nieuwe atoomkern met een ander aantal neutronen en protonen
Slide 8 - Diapositive
Halveringstijd (halfwaardetijd)
Na de halveringstijd:
- is de helft van de instabiele atoomkernen verdwenen
(deze zijn vervallen en een ander soort atoom geworden)
- is de hoeveelheid straling ook met de helft verminderd (er blijven steeds minder instabiele kernen over)
Slide 9 - Diapositive
Halveringstijd / Halfwaardetijd
Halfwaardetijd jodium-123: 2 uur
Halfwaardetijd Uranium-235: 704 miljoen jaar
Slide 10 - Diapositive
Toepassing Medische wereld
Onderzoek Behandeling
Röntgenfotografie Uitwendig bestralen
CT Inwendig bestralen
PET-scan
Slide 11 - Diapositive
Medisch onderzoek
1. een tracer wordt in je lichaam gespoten
2. de tracer verspreidt zich door je lichaam en komt aan bij het orgaan dat onderzocht moet worden
3. de gammastraling die de tracer uitzendt komt je lichaam uit en kan met een camera geregistreerd worden
Slide 12 - Diapositive
Uitwendig bestralen
Radioactive bron beweegt om lichaam => gezond weefsel om kankergezwel heen wordt zoveel mogelijk gespaard.
I.v.m. vanuit buitenaf => lichaam zelf is niet radioactief.
Slide 13 - Diapositive
Gevaren van straling
Hoge dosis: Onmiddellijk overlijden
Iets minder hoge dosis: Na enkele dagen of weken word je ernstig ziek
Lage dosis: Verhoogde kans op kanker en kans op kinderen met aangeboren afwijkingen
Slide 14 - Diapositive
Voorzorgsmaatregelen
Tijd : zo kort mogelijk
Afstand: zo ver mogelijk tot de stralingsbron.
Afscherming: een schild van lood geeft goede bescherming.
De activiteit van een radioactieve bron hangt af van:
de hoeveelheid radioactieve stof;
de halfwaardetijd.
Slide 15 - Diapositive
inwendige besmetting straling
Inademen van radioactieve stoffen
Drinken van radioactief besmet water
Etenvan radioactief besmet voedsel
Bij inwendige bestraling zijn alle drie de soorten straling heel gevaarlijk.
Slide 16 - Diapositive
Maatregelen bij besmetting
besmette kleding uittrekken en douchen
besmette kleding opbergen
besmette ruimtes ontsmetten
Voorkomen is beter dan genezen!!!
Slide 17 - Diapositive
Voor morgen:
Maak de diagnostische toets van H8
Begin met opgave 1 - 2 - 3
Daarna de rest van de vragen!
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Vidéo
Slide 20 - Vidéo
Slide 21 - Vidéo
Slide 22 - Vidéo
0
Slide 23 - Vidéo
wat is een kenmerk van ioniserende straling?
A
De straling is zichtbaar voor mensen
B
De straling kan moleculen kapot maken
C
De straling transporteert warmte
Slide 24 - Quiz
Welke van deze soorten straling is NIET ioniserend?
A
IR-straling
B
UV-straling
C
röntgenstraling
D
gammastraling
Slide 25 - Quiz
Welke deeltjes binnen het atoom zorgen NIET voor de massa?
A
De protonen
B
De neutronen
C
De elektronen
Slide 26 - Quiz
Een atoom is neutraal ...
A
Als er neutronen in zitten.
B
Als er meer neutronen dan protonen in zitten.
C
Als er meer neutronen dan elektronen inzitten.
D
Als er evenveel protonen als elektronen in zitten.
Slide 27 - Quiz
Waarom zijn C-12 en C-14 isotopen van elkaar?
A
Ze hebben hetzelfde aantal neutronen en protonen.
B
Ze hebben hetzelfde aantal protonen, maar een verschillend aantal neutronen.
C
Ze hebben hetzelfde aantal neutronen, maar een verschillend aantal protonen.
D
Zowel het aantal protonen als het aantal neutronen is verschillend.
Slide 28 - Quiz
IJzer-55 heeft een halfwaardetijd van drie dagen.
Hoeveel radioactiviteit is er na zes dagen nog over?
A
de helft
B
een kwart
C
een achtste
D
niets meer
Slide 29 - Quiz
Juist/onjuist:
Hoe hoger de waarde van de activiteit van een radioactieve bron, des te schadelijker de straling?
A
Ja dit is juist
B
Nee dit is onjuist
C
Dat kun je niet zeggen aan de hand van de activiteit alleen
Slide 30 - Quiz
Van een bron cobalt wordt de activiteit gemeten, deze blijkt 30.148 Bq te zijn. Ter gelijker tijd wordt van een bron Jodium-131 ook de activiteit gemeten, deze blijkt 546 te zijn. Welke stof zend een grotere hoeveelheid straling uit?
A
De bron Cobalt
B
De bron jodium-131
Slide 31 - Quiz
Wat is de halveringstijd van de volgende stof.
Slide 32 - Question ouverte
Wat is activiteit?
A
Het aantal protonen dat per seconde vervalt
B
Het aantal kernen dat per seconde vervalt
C
Het aantal ionen dat per seconde vervalt
D
De hoeveelheid gammastraling
Slide 33 - Quiz
De dracht van alfastraling is groter dan van gammastraling.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 34 - Quiz
Van welk soort straling wordt bij medisch onderzoek vaak gebruik gemaakt?
A
alfastraling
B
bètastraling
C
gammastraling
D
zonnestralen
Slide 35 - Quiz
Bij medisch onderzoek wordt soms een tracer gebruikt.
Een goede tracer:
A
zendt alfastraling uit en heeft een kleine halfwaardetijd.
B
zendt gammastraling uit en heeft een kleine halfwaardetijd.
C
zendt alfastraling uit en heeft een grote halfwaardetijd.
D
zendt gammastraling uit en heeft een grote halfwaardetijd.
Slide 36 - Quiz
Welke voorzorgsmaatregelen kun je nemen om je te beschermen tegen straling
A
De tijd dat ze vlakbij de radioactieve stoffen komen zo lang mogelijk houden
B
De afstand tot de radioactieve stoffen zo klein mogelijk houden
C
Afschermingsmateriaal gebruiken dat de straling absorbeert