Zwakke en sterke werkwoorden

Zwakke en sterke werkwoorden
In deze les ga je leren wat zwakke en sterke werkwoorden zijn...
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 55 min

Éléments de cette leçon

Zwakke en sterke werkwoorden
In deze les ga je leren wat zwakke en sterke werkwoorden zijn...

Slide 1 - Diapositive

Herhaling
Lees de volgende slides nog eens aandachtig door

Slide 2 - Diapositive

In de vorige les hebben we geleerd wat 1e, 2e en 3e persoon zijn

Slide 3 - Diapositive

En hoe die vervoegd worden
Stam + ...

Slide 4 - Diapositive

Zwakke en sterke werkwoorden
Wat is het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden?

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Zwakke en sterke werkwoorden

Slide 7 - Diapositive

Bij zwakke werkwoorden wordt in de verleden tijd achter de stam
-de(n)
of
-te(n)
geschreven
Voorbeelden:
gebruiken - ik gebruik + te
gebeuren - het gebeur + de

Slide 8 - Diapositive


Schrijf in de verleden tijd
zwakke werkwoorden
ik [werken]

Slide 9 - Question ouverte


Schrijf in de verleden tijd
zwakke werkwoorden
jij [gebruiken]

Slide 10 - Question ouverte


Schrijf in de verleden tijd
zwakke werkwoorden
hij [dansen]

Slide 11 - Question ouverte


Schrijf in de verleden tijd
zwakke werkwoorden
het [gebeuren]

Slide 12 - Question ouverte


Schrijf in de verleden tijd
zwakke werkwoorden
we [beschermen]

Slide 13 - Question ouverte


Schrijf in de verleden tijd
zwakke werkwoorden
jullie [reizen]

Slide 14 - Question ouverte


Schrijf in de verleden tijd
zwakke werkwoorden
ze [kussen]

Slide 15 - Question ouverte

Zwakke werkwoorden
zwakke werkwoorden noemen we ook wel regelmatige werkwoorden omdat ze de normale regels volgen

Slide 16 - Diapositive

Zwakke werkwoorden
Je schrijft bijvoorbeeld ik werkte, maar ik hoorde.
Hoe weten we nu of de verleden tijd op -te(n) of -de(n) eindigt?
We hebben daar een regel voor:

Als de stam eindigt op een medeklinker uit

't kofschip
schrijven we de uitgang -te(n)

Voorbeeld: werkte, schepte, kostte.

Slide 17 - Diapositive


Zwakke werkwoorden
Welke verleden tijd is goed? (gebruik 't kofschip)
mijn zus [bakken] koekjes
A
bakde
B
baktte
C
bakte
D
bakten

Slide 18 - Quiz


Zwakke werkwoorden
Welke verleden tijd is goed? (gebruik 't kofschip)
Rob [fietsen] vroeger heel graag
A
fietstte
B
fietste
C
fietsde
D
fietsten

Slide 19 - Quiz


Zwakke werkwoorden
Welke verleden tijd is goed? (gebruik 't kofschip)
[studeren] je vaak voor je lessen?
A
studeerte
B
studeerde
C
studeerden
D
studeerdte

Slide 20 - Quiz

een korte video over wat men dezer dagen in Nederland viert

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

Sterke werkwoorden

Slide 23 - Diapositive

Sterke werkwoorden
Voorbeeld:
Ik leesde las gisteren een boek.
Zij loopte liep naar haar mama.
Ik kijkte keek vroeger graag naar de Fabeltjeskrant.

Bij sterke werkwoorden verandert in de verleden tijd de klinker van de stam.
Voorbeeld:
hele werkwoord: lopen - Stam: loop - verleden tijd: liep

Slide 24 - Diapositive

Sterke werkwoorden
In de volgende slides ga je zelf proberen de juiste vorm van de sterke werkwoorden te vinden. Je hebt daar een lijst met sterke werkwoorden voor nodig.

De lijst met sterke werkwoorden vind je rechtsonder. Klik op de link en dan wordt de lijst onder een andere tab geladen. Klik daarna weer op de huidige tab om terug te komen naar de les.

Slide 25 - Diapositive


Schrijf het werkwoord in de verleden tijd
sterke werkwoorden
ik [kopen] gisteren een boek

Slide 26 - Question ouverte


Schrijf het werkwoord in de verleden tijd
sterke werkwoorden
Saartje [houden van] Barbie

Slide 27 - Question ouverte

sterke werkwoorden
Werkwoord
Tegenwoordige tijd (stam)
Verleden tijd enkelvoud
liggen
???
???
liggen lig lag
bewaren
toon uitleg

Slide 28 - Diapositive