Voorbereiding MA lj3 toets hoofdstuk 4

Voorbereiding toets hoofdstuk4
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Voorbereiding toets hoofdstuk4

Slide 1 - Diapositive

1. Wat bedoelen we met de dominante cultuur?
A
De cultuur van de oudere generatie
B
De subculturen die naast elkaar leven
C
De cultuur van de meeste mensen in een land
D
De cultuur van jongeren

Slide 2 - Quiz

2. Met subcultuur bedoelen we cultuur die;
A
van een kleine groep mensen binnen de samenleving is
B
hoort bij de grootste groep in de samenleving
C
alleen populair is bij jongeren
D
afgeleid is van de dominante cultuur

Slide 3 - Quiz

3. Kijken naar het journaal, sport- en show- en quizprogramma's op de tv past het best bij de:
A
subcultuur van een kleine groep Nederlanders
B
etnische cultuur van Nederland
C
dominante Nederlandse cultuur
D
subcultuur van Nederland

Slide 4 - Quiz

4. Nederlanders van Egyptische afkomst zijn in ons land een:
A
dominante cultuur
B
etnische subcultuur
C
jongeren cultuur
D
subcultuur op basis van het geloof

Slide 5 - Quiz

5. Welke uitspraak is juist?
In ons land......
A
kennen we geen dominante cultuur
B
is de Nederlandse cultuur dominant
C
zijn er meer dominante culturen dan subculturen
D
zijn er meerdere dominante culturen

Slide 6 - Quiz

6. Welke van deze groepen mensen is een etnische subcultuur?
A
Bouwvakkers
B
Roemenen
C
Rooms-katholieken
D
Dak- en thuislozen

Slide 7 - Quiz

7. Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. In een pluriforme samenleving is geen dominante cultuur
2. Pluriform betekent dat in een land geen plek is voor meer culturen
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 8 - Quiz

8. Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Syrische vluchtelingen in ons land vormen een etnische cultuur
2. Alleen als je volwassen bent, hoor je bij de dominante cultuur
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 9 - Quiz

9. Skaters, hiphoppers en moslims zijn voorbeelden van:
A
etnische subculturen
B
dominante culturen
C
subculturen
D
cultuurkenmerken

Slide 10 - Quiz

10. Met een pluriforme samenleving wordt een samenleving bedoelt waarin naast de oorspronkelijke bewoners ook mensen wonen van of uit verschillende:
A
etnische achtergronden met verschillende gewoonten
B
landen die toegelaten zijn als politieke vluchtelingen
C
landen uit Europa en de Verenigde Staten

Slide 11 - Quiz

11. Wie kwamen er 60 jaar geleden naar Nederland?
A
Afghanen die gevlucht waren voor de oorlog in hun land
B
Duitsers die bang waren dat Rusland een nieuwe oorlog zou beginnen
C
Turken en Marokkanen die op zoek waren naar werk
D
Mensen uit andere EU-landen die op zoek waren naar werk

Slide 12 - Quiz

12. Welk woord is weggelaten?
De mensen die in de jaren 60 voor werk naar Nederland kwamen, werden toen .......... genoemd
A
gastarbeider
B
mensen uit koloniën
C
arbeidsmigranten
D
vluchtelingen

Slide 13 - Quiz

13. Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Iedereen mag nu naar Nederland komen om hier te gaan werken
2. Mensen met een bijzonder beroep krijgen vaak toestemming om in Nederland te komen werken
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist en 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 14 - Quiz

14. Een buitenlander mag alleen in Nederland werken als hij uit een ander EU-land komt.
A
Deze uitspraak is juist
B
Deze uitspraak is onjuist

Slide 15 - Quiz

15. Welk woord is weggelaten?
Mensen uit andere EU-landen mogen ............ in Nederland komen werken
A
zonder speciale vergunningen
B
alleen bij gezinsvorming
C
alleen bij gezinshereniging
D
met een verblijfvergunning

Slide 16 - Quiz

16. Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. mensen uit EU-landen mogen alleen met een verblijfsvergunning in Nederland werken
2. Iedereen die in ons land komt werken, wordt opgevangen in een asielzoekerscentrum
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 17 - Quiz

17. Reza heeft zijn land verlaten, omdat hij daar gevaar loopt vanwege zijn politieke mening. Hij is dus een vluchteling
A
deze uitspraak is juist
B
deze uitspraak is onjuist

Slide 18 - Quiz

18. Een vluchteling die in eigen land echt gevaar loopt, krijgt een verblijfsvergunning
A
Deze uitspraak is juist
B
Deze uitspraak is onjuist

Slide 19 - Quiz

19. Een Turkse vrouw verhuist naar Nederland omdat haar man hier al jaren woont en werkt. Dat noem je:
A
een asiel aanvraag
B
gezinshereniging
C
gezinsvorming
D
uit een kolonie komen

Slide 20 - Quiz

20. Jan trouwt met zijn Duitse vakantieliefde Birgit. Zij komt bij hem in Sittard wonen. Dit noem je....
A
gezinshereniging
B
gezinsvorming

Slide 21 - Quiz

21. Welke vorm van aanpassen kiezen de meeste nieuwkomers in Nederland?
A
integratie
B
helemaal aanpassen aan de Nederlandse cultuur
C
helemaal niet aanpassen
D
discriminatie

Slide 22 - Quiz

22. Integratie betekent dat nieuwkomers:
A
zich helemaal aanpassen aan de Nederlandse cultuur
B
Zich gedeeltelijk aanpassen aan de Nederlandse cultuur
C
zich helemaal niet aanpassen aan de Nederlandse cultuur
D
geen Nederlands hoeven te leren

Slide 23 - Quiz

23. Bij integratie hoort dat Nederlanders:
A
andere subculturen afwijzen
B
hun eigen cultuur opgeven
C
hun wetten aan nieuwkomers aanpassen
D
andere culturen accepteren

Slide 24 - Quiz

24. De Iraanse voetballer Aram is een topspeler in de eredivisie. Hij spreekt nauwelijks Nederlands, wil zich niet laten behandelen door de vrouwelijke clubarts en kijk thuis alleen Iraanse tv
A
Aram is geïntegreerd
B
Aram is niet geïntegreerd

Slide 25 - Quiz

25. Soms ontstaan er spanningen tussen nieuwkomers en Nederlanders. Welke twee redenen hebben daarmee te maken?

1. W&N bosten
2. Nederlanders zijn bang dat de samenleving te veel zal veranderen
3. Nieuwkomers nemen te veel over van de Nederlanders
A
alleen 1 en 2 zijn juist
B
alleen 1 en 3 zijn juist
C
alleen 2 en 3 zijn juist
D
1, 2 en 3 zijn juist

Slide 26 - Quiz

26. Waarom kan de komst van nieuwkomers zorgen voor spanningen?
A
de overheid maakt het nieuwkomers moeilijk om te integreren
B
het is voor nieuwkomers soms moeilijk om zich aan te passen
C
Nederlanders willen geen Nederlands spreken met nieuwkomers
D
nieuwkomers zijn bang dat hun vertrouwde samenleving verdwijnt

Slide 27 - Quiz

27. Verschillende waarden en normen kunnen zorgen voor...... omdat nieuwkomers en Nederlanders elkaar niet begrijpen.
Welk woord is weggelaten?
A
gewoontes
B
integratie
C
spanningen
D
taalproblemen

Slide 28 - Quiz

28. De overheid heeft maatregelen getroffen om nieuwkomers te helpen integreren.

Welke maatregel hoort daar niet bij?
A
geld voor lessen Nederlands
B
gemengde klassen met nieuwkomers en Nederlanders
C
een auto cadeau als je voor de inburgeringscursus een voldoende haalt
D
verspreiding van nieuwkomers in de wijken

Slide 29 - Quiz

29. Wat is een voorbeeld van een vooroordeel?
A
je weet dat een buurjongen wel eens iets gestolen heeft
B
je vindt het goed dat je buurjongen keiharde muziek draait
C
je zegt dat je ouders jou té strenge regels opleggen
D
je denkt dat je neef wel eens stiekem blowt omdat hij altijd een hoodie draagt

Slide 30 - Quiz

30. Zijn de uitspraken een vooroordeel of stereotype?

1. "jongeren zonder bijbaantje zullen wel lui en verwend zijn"
2. "Benny zal wel arm zijn, want zijn ouders hebben geen auto"
A
1 is een vooroordeel, 2 is een stereotype
B
1 en 2 zijn vooroordelen
C
1 is een stereotype, 2 is een vooroordeel
D
1 en 2 zijn stereotypen

Slide 31 - Quiz

31. Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. een stereotype is een overdreven beeld van een groep mensen
2. vooroordelen en stereotypen kunnen tot een verkeerd beeld van iemand leiden
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 32 - Quiz

32. Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. "dikke mensen zijn gezellig" deze uitspraak is een voorbeeld van een stereotype
2. een vooroordeel heb je vooral bij mensen die je niet goed kent
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 33 - Quiz

33. "We laten in deze kroeg geen Marokkanen toe." Deze uitspraak is een duidelijk voorbeeld van:
A
een stereotype
B
discriminatie
C
een vooroordeel
D
respect

Slide 34 - Quiz

34. Bij een sollicitatiegesprek krijgt een vrouw deze vraag:
"Ik mag het eigenlijk niet vragen, maar ben je van plan om zwanger te worden? "
A
het is een vooroordeel
B
het is een stereotype
C
het is wettelijk verboden de vraag te stellen
D
het is racistisch

Slide 35 - Quiz

Shaniqua heeft net haar koksdiploma gehaald en solliciteert bij een Chinees restaurant. Ze wordt afgewezen omdat het bedrijf alleen een Chinees voor de functie wil. Is dit discriminatie?
A
Ja
B
Nee

Slide 36 - Quiz