Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 20 min
Éléments de cette leçon
BS4 Cellen
Slide 1 - Diapositive
lesdoelen
Je kunt de delen van dierlijke cellen benoemen met hun kenmerken en functies
Je kunt de delen van plantaardige cellen benoemen met hun kenmerken en functies
Slide 2 - Diapositive
Onderdelen van cellen:
Celmembraan: dun vliesje dat inhoud cel scheidt van omgeving
Cytoplasma: water met opgeloste stoffen, waarin organellen zweven
Celkern: organel, regelcentrum van cel, bevat DNA
Kernmembraan: vliesje dat kernplasma in celkern houdt
Slide 3 - Diapositive
Cel organellen:
De delen van een cel met een eigen functie.
Slide 4 - Diapositive
Plantaardige cel
Vacuole: blaasje met vocht (water en opgeloste stoffen, kleurstoffen)
Plastiden: bladgroenkorrels, kleurstofkorrels en zetmeelkorrels
Celwand: stevig laagje om cel heen, is gemaakt van tussencelstof
Slide 5 - Diapositive
Vacuole
Dit is een "blaasje" gevuld met vocht.
Samen met de celwand zorgt de vacuole voor stevigheid.
Slide 6 - Diapositive
Plastiden
Bladgroenkorrels: hierdoor zijn planten groen, hier vindt fotosynthese plaats
Kleurstofkorrels: gele, oranje of rode kleur, lokmiddel
Zetmeelkorrels: kleurloos, hier wordt zetmeel opgeslagen
Plastiden kunnen van een type in ander type veranderen
Slide 7 - Diapositive
Celorganellen: de delen van een cel met een functie
Slide 8 - Diapositive
Organellen
Mitochondriën hebben een functie in de energievoorziening van de cel.
Ribosomen helpen met het maken van eiwitten.
Slide 9 - Diapositive
Aan de slag (huiswerk)
Kijk opdrachten BS 3 na.
BS4:
Maak opdr. 1 t/m 5 (HW)
evt. verder met 6, 7 en 8 maken
Slide 10 - Diapositive
Sleep het organel naar de juiste afbeelding
Alleen Plantencel
Planten- en dierlijke cel
Celkern
celmembraan
Bladgroenkorrels
Celwand
Cytoplasma
Vacuole
Kernmembraan
Slide 11 - Question de remorquage
Welke van de vier is de dierlijke cel?
A
B
C
D
Slide 12 - Quiz
Wat heeft een plantencel wel wat een dierlijke cel niet heeft?
A
celkern
B
cytoplasma
C
celmembraan
D
bladgroenkorrels
Slide 13 - Quiz
Hoe heet het vlies om een (dierlijke) cel heen?
A
cytoplasma
B
celmembraan
C
celwand
D
celorganel
Slide 14 - Quiz
De drie typen plastiden zijn:
A
bladgroen-, zetmeel- en waterpestkorrels
B
zetmeel-, waterpest- en kleurstofkorrels
C
kleurstof-, paprika- en zetmeelkorrels
D
kleurstof-, bladgroen- en zetmeelkorrels
Slide 15 - Quiz
Welke plastiden zitten er in het vlies van een rode ui?
A
Bladgroenkorrels
B
Zetmeelkorrels
C
Kleurstofkorrels
D
Geen
Slide 16 - Quiz
Deze plastiden maken zuurstof:
A
zetmeelkorrels
B
bladgroenkorrels
C
huidmondjes
D
kleurstofkorrels
Slide 17 - Quiz
Bladgroenkorrels zijn een voorbeeld van plastiden
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quiz
Als een tomaat rijpt gebeurt er iets met de kleur, hij gaat namelijk van een groene naar een rode kleur. Een type plastide verandert in een andere type plastide.
Welk type plastide veranderde in welk andere?
A
Van zetmeelkorrel naar kleurstofkorrel
B
Van kleurstofkorrel naar bladgroenkorrel
C
Van bladgroenkorrel naar kleurstofkorrel
D
Van bladgroenkorrel naar zetmeelkorrel
Slide 19 - Quiz
Welk type plastide komt veel voor in de cellen van een aardappel?
A
kleurstofkorrels
B
bladgroenkorrels
C
zetmeelkorrels
D
geen enkele
Slide 20 - Quiz
Zijn in cel A plastiden aanwezig?
A
nee
B
ja, één soort plastiden
C
ja, twee soorten plastiden
D
ja, drie soorten plastiden
Slide 21 - Quiz
Teken een plantaardige cel met de bijbehorende organelen
timer
5:00
Slide 22 - Diapositive
Plantaardige cel
Vacuole: blaasje met vocht (water en opgeloste stoffen, kleurstoffen)
Plastiden: bladgroenkorrels, kleurstofkorrels en zetmeelkorrels
Celwand: stevig laagje om cel heen, is gemaakt van tussencelstof