Meervouden

Nakijken 
Spelling: opdracht 1 t/m 5 op blz. 106 en 107
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Nakijken 
Spelling: opdracht 1 t/m 5 op blz. 106 en 107

Slide 1 - Diapositive

Maak een foto van je huiswerk opdracht 2 op blz. 106

Slide 2 - Question ouverte

Slide 3 - Vidéo

Doel

  • Ik kan het trema bij het meervoud van zelfstandige naamwoorden eindigend op –ie en –ee correct gebruiken.

Slide 4 - Diapositive

Wat is het meervoud van epidemie?
A
epidemieën
B
epidemiën

Slide 5 - Quiz

Welk woord is onjuist geschreven?
A
financiën
B
kolonieën
C
industrieën
D
evangeliën

Slide 6 - Quiz

Welk woord is juist geschreven?
A
bacterieën
B
bacteriën

Slide 7 - Quiz

Wat is het meervoud van zee?
A
zeeën
B
zeën
C
zee-en
D
zee'n

Slide 8 - Quiz

Waar ligt de klemtoon?
genie
A
ge
B
nie

Slide 9 - Quiz

Hoe schrijf je het meervoud van
genie

Slide 10 - Question ouverte

Waar ligt de klemtoon?
melodie
A
me
B
lo
C
die

Slide 11 - Quiz

Hoe schrijf je het meervoud van
melodie

Slide 12 - Question ouverte

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 13 - Diapositive

Lesdoelen

  • Ik ken de verschillende vormen van de pv in de tegenwoordige tijd

Slide 14 - Diapositive

Noem zoveel mogelijk vormen van
werkwoorden in de tegenwoordige tijd

Slide 15 - Carte mentale

De persoonsvorm spellen in de

tegenwoordige tijd


Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat,

zijn er maar drie mogelijkheden

Slide 16 - Diapositive

Tegenwoordige tijd
1. Ik-vorm (aangepaste stam)
2. Ik-vorm + t
3. Hele werkwoord


Bekijk de regels en leer goed wanneer je welke vorm gebruikt!
Vormen

Slide 17 - Diapositive

1. Ik-vorm

Enkelvoud ik-vorm of jij erachter:

schrijf alleen de stam


ik loop

ik fiets

ik praat

ik vind

loop jij

fiets jij

praat jij

vind jij

Slide 18 - Diapositive

2. Ik-vorm + T

Enkelvoud andere vormen:

schrijf de ik-vorm + t




jij loopt

hij fietst

zij praat

Fred vindt

Slide 19 - Diapositive

3. HELE WERKWOORD

Meervoud:

schrijf het hele werkwoord


wij lopen

zij fietsen

jullie praten

Fred en Laurien vinden

Slide 20 - Diapositive

(spelen t.t.) 1. Het jongetje ....... in de zandbak.

Slide 21 - Question ouverte

(zwemmen t.t.) 2. De kinderen ...... in het koude water.

Slide 22 - Question ouverte

(wandelen t.t.) 3. Je ..... daar niet graag, hé?

Slide 23 - Question ouverte

(nemen t.t.) 4. ...... je liever de andere weg?

Slide 24 - Question ouverte

(redden t.t.) 5. Mijn zus ......... het wel dit schooljaar.

Slide 25 - Question ouverte

(worden t.t.) 6. Jesse ..... bijna 10.

Slide 26 - Question ouverte

(gooien t.t.) 7. Ank en Anja .... de bal naar elkaar over.

Slide 27 - Question ouverte

(spelen t.t.) 8. Het elftal ........ vandaag thuis.

Slide 28 - Question ouverte

(vinden t.t.) 9. .......... jij dat een leuke band?

Slide 29 - Question ouverte

Herhaling PV TT
1. Het feest ........... uitgesteld. (zijn)
2. Deze wedstrijd ............ mij ontzettend. (vervelen)
3. Mijn zusjes .............. niet meer in Sinterklaas. (geloven)
4. ................. hij dat wel leuk om te doen? (vinden)
5. Mila ............... te weinig tijd aan haar huiswerk. (besteden)

Slide 30 - Diapositive