Oefentoets H1 en 2 Kopen en werken

Oefentoets 
We gaan testen hoeveel jullie al weten over hoofdstuk 1 en 2 
Beantwoord de vragen voor jezelf! 
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets 
We gaan testen hoeveel jullie al weten over hoofdstuk 1 en 2 
Beantwoord de vragen voor jezelf! 

Slide 1 - Diapositive

Welke soorten uitgaven zijn er?
A
Vaste lasten
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Incidentele uitgaven
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 2 - Quiz

Wat is een begroting?
A
Een factuur
B
Een overzicht van de inkomsten
C
Een overzicht van de inkomsten en uitgaven
D
Een overzicht van de uitgaven

Slide 3 - Quiz

Wat is een sluitende begroting?
A
Als ik meer inkomsten dan uitgaven heb
B
Als ik meer uitgaven dan inkomsten heb
C
Als mijn inkomsten en uitgaven aan elkaar gelijk zijn

Slide 4 - Quiz

Wanneer je van maanden naar weken wilt rekenen moet je ....
A
eerst :12, daarna x52
B
eerst x12, daarna :52
C
eerst :52, daarna x 12
D
eerst x52, daarna :12

Slide 5 - Quiz

Reken de kosten om naar een bedrag per week

Telefoonabonnement €26 per maand = ..... per week
A
€5,50
B
€6
C
€6,50
D
€7

Slide 6 - Quiz

Wat staat er in de rijksbegroting?
A
De verwachte inkomsten en uitgaven voor het komende jaar.
B
Wie de ministers zijn het komende jaar.
C
Welke keuzes de regering heeft gemaakt
D
De miljoenennota

Slide 7 - Quiz

Op Prinsjesdag krijgen de volksvertegenwoordigers de rijksbegroting.
Kies door wie de rijksbegroting wordt aangeboden
A
De Koning
B
De minister-president
C
De minister van financiën

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste formule voor een budgetlijn?
B = budget
A
B = (prijs goed 1 × aantal goed 1) + (prijs goed 2 × aantal goed 2)
B
B = (prijs goed 1 + prijs goed 2) x aantal goed 1 + 2
C
B= aantal goed 1 + aantal goed 2 + prijs goed 1 + prijs goed 2

Slide 9 - Quiz

Wat kan een oorzaak zijn van de verschuiving van de budgetlijn?
A
Zowel de zakken chips als het drinken is duurder geworden
B
Het inkomen is gestegen
C
Het inkomen is gedaald
D
De zakken chips zijn duurder geworden

Slide 10 - Quiz

Er zijn 3 productiefactoren, welke is geen productiefactor?
A
Natuur
B
Werk
C
Arbeid
D
Kapitaal

Slide 11 - Quiz

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld?
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 12 - Quiz

Wat geeft de lorenzcurve aan...
A
De inkomensongelijkheid van een land
B
De koopkracht van een land
C
De alfabetiseringsgraad van een land
D
De ontwikkelingsgraad van een land

Slide 13 - Quiz

Hoe boller de curve van een Lorenzcurve hoe groter de
A
Inkomensgelijkheid
B
Inkomensongelijkheid

Slide 14 - Quiz

Wat is GEEN overdrachtsinkomen
timer
0:40
A
Bijstandsuitkering
B
Zakgeld
C
Loon
D
AOW-uitkering

Slide 15 - Quiz

Wat is welvaart?
A
Een grote behoefte doen
B
Behoeften waarin je kunt voorzien
C
Fiets
D
Behoeften die je niet hebt

Slide 16 - Quiz

Hoeveel vragen had jij goed?

Slide 17 - Carte mentale

Waar heb jij nog behoefte aan om goed voorbereid te zijn voor je toets?

Slide 18 - Carte mentale