Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Have to = om aan te geven dat iets moet -> noodzaak
Formule: has/have to + hele werkwoord
Mum says I have to do the dishes.I have to finish this essay today. We have to hand them in tomorrow
Must = iets moet, het is formeler en dwingender
Het is heel belangrijk, het kan niet anders of het is verplicht.
Formule: Must + hele werkwoord
You must have a valid ticket in order to enter. I must finish this essay today. I’m going out tomorrow.