Hij verheugde zich op de komst van zijn/hun/haar vrienden.
A. Zijn B. Hun C. Haar
Slide 7 - Diapositive
Welk verwijswoord gebruik je?
Het beste wat/dat me is overkomen, is mijn favoriete huisdier.
A. Dat B. Wat
Slide 8 - Diapositive
Welk verwijswoord gebruik je?
De directieleden hebben zijn/haar/hun personeel beloond.
A. Zijn B. Haar C. Hun
Slide 9 - Diapositive
§2: Onjuist of onduidelijk verwijzen
Onjuist:
- Hij / zij / het, hem / haar, zijn / haar (woordgeslacht bepaalt)
- Die / dat en deze / dit (de = die, deze - het = dat, dit)
- Hen / hun (hen = LV + na VZ, hun = MV zonder VZ)
- Dat / wat (wat = overtreffende trap + onbep. vnw. + zin of deel van zin, dat = het-woord + zin of deel van zin)
- Wie / waar (personen = VZ wie, dingen = waar/daar + VZ)
Onduidelijk:
- Geen antecedent in zin
- Meerdere antecedenten mogelijk
Slide 10 - Diapositive
§3: Incongruentie
Congruent = overeenstemmend, gelijk.
Incongruent = niet overeenstemmend, ongelijk.
Slide 11 - Diapositive
1. Een meervoudig onderwerp wordt voor enkelvoudig aangezien
Onjuist: De overheid wil dat de laptops onder de armeren verspreid wordt. Juist: De overheid wil dat de laptops onder de armeren verspreid worden.
Media = meervoud, geen enkelvoud. Dus onjuist: De media verspreidt heel vaak onjuiste informatie. Juist: De media verspreiden heel vaak onjuiste informatie.
Slide 12 - Diapositive
2. Een onderwerp met een enkelvoudige kern wordt gevolgd door een meervoudige bijvoeglijke bepaling
Onjuist: Zo'n 20 procent (kern) van de leerlingen (bepaling) hebben een onvoldoende gehaald. Juist: Zo'n twintig procent van de leerlingen heeft een onvoldoende gehaald.
Slide 13 - Diapositive
3. Een meewerkend voorwerp wordt ten onrechte voor het onderwerp aangezien.
Onjuist: De getuigen worden gevraagd hun verklaringen aan de politie te vertellen. Juist: (Aan) de getuigen wordt gevraagd hun verklaringen aan de politie te vertellen.
Slide 14 - Diapositive
Goed of fout?
De kudde schapen stak de weg over.
A. Goed B. Fout
Slide 15 - Diapositive
Goed of fout?
De jeugd in de grote steden hebben een probleem.
A. Goed B. Fout
Slide 16 - Diapositive
Goed of fout?
Softdrugs zijn gevaarlijker dan de meeste jongeren denken.
A. Goed B. Fout
Slide 17 - Diapositive
Goed of fout?
Dertig procent van de spaarders haalden hun geld van de rekening. A. Goed B. Fout
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.