Unit 1.2 bezittelijke voornaamwoorden

Binnenkomst: 
  1. Zeg even hoi tegen de docent :)
  2. Telefoon in telefoonbak
  3. Loop rustig naar je plek en ga op je stoel zitten
  4. Leg je pen, boek en Chromebook (dicht) op je tafel
  5. Wacht of klets even met elkaar tot de docent begint

Iets te melden? Graag aan het begin/einde van de les!
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Binnenkomst: 
  1. Zeg even hoi tegen de docent :)
  2. Telefoon in telefoonbak
  3. Loop rustig naar je plek en ga op je stoel zitten
  4. Leg je pen, boek en Chromebook (dicht) op je tafel
  5. Wacht of klets even met elkaar tot de docent begint

Iets te melden? Graag aan het begin/einde van de les!

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Today's Planning
  • Yesterday
  • Grammar part 2
  • Evaluation
  • Time left? Game!

Slide 3 - Diapositive

Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Bezittelijk voornaamwoord
Het bezittelijk voornaamwoord staat bijna altijd voor een zelfstandig naamwoord. Het zelfstandig naamwoord is dan van iemand.

Slide 6 - Diapositive

Zijn mensen, dieren, planten en dingen zelfstandige naamwoorden? 
Schuif het antwoord naar de juiste kolom.
Wel een zelfstandig naamwoord.
Geen zelfstandig naamwoord
Mensen
Dieren
Planten
Dingen

Slide 7 - Question de remorquage

Bezittelijke voornaamwoorden
Mijn                             My
Jouw                           Your
Zijn                              His
Haar                             Her
Zijn/haar                      Its
Ons/onze                    Our
Jullie                            Your
Hun                              Their

Slide 8 - Diapositive

Voorbeelden
1. That is my bag!
2. She pets her cat.
3. They read their books.
4. I like your phone!
5. The dog licks its tail.

Slide 9 - Diapositive

Bezittelijke voornaamwoorden geven aan..
A
voor wie iets is
B
over wie iets gaat
C
van wie iets is

Slide 10 - Quiz

'My' is een bezittelijke voornaamwoord en betekent 'mijn'.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
ons / onze
A
us
B
we
C
our
D
hour

Slide 12 - Quiz

Sleep de woorden naar het juiste rijtje
Persoonlijke voornaamwoorden
Bezittelijke
voornaamwoorden
I
My
Their
It
His
Its
We
She
You
Your

Slide 13 - Question de remorquage

Slide 14 - Lien

Einde les
  1. De docent zegt wanneer je mag opruimen (meestal 2-5 minuten voor de bel)
  2. Pak je spullen in 
  3. Hoe ging de les?
  4. Wacht op je plek tot de bel gaat 
  5. Als de bel gaat: schuif je stoel aan, zeg doei tegen de docent :) en vergeet je telefoon niet!

Slide 15 - Diapositive