Het naamwoordelijk deel bevat een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord dat een eigenschap van het onderwerp geeft.
Het koppelwerkwoord koppelt het onderwerp aan het naamwoordelijk deel
Slide 13 - Diapositive
Naamwoordelijk gezegde
Zo vind je het naamwoordelijk gezegde:
Stel vast of het onderwerp iets doet of iets is.
Als het onderwerp iets is, stel je de vraag: Wat + persoonsvorm + onderwerp + overige werkwoorden? Het antwoord op die vraag is het naamwoordelijk deel.
Noteer het naamwoordelijk gezegde: pv + nw.deel + overige werkwoorden.
Robs jongere zus / blijkt / een goede volleybalster / te zijn.
'Robs jongere zus' is iets, namelijk 'een goede volleybalster'.
Vraag: Wat blijkt Robs jongere zus te zijn? Antwoord: een goede volleybalster
Naamwoordelijk gezegde = blijkt een goede volleybalster te zijn
Slide 14 - Diapositive
Werken aan de opdracht
Wat? Opdracht 5 en 6 op bladzijde 94 (Let op! Je moet ook PV en OW benoemen)
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? Tot het einde van de les, het is huiswerk voor 04/10
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs
Klaar? Lees verder uit je leesboek of maak ander huiswerk
timer
10:00
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Huiswerk:
Voor volgende week vrijdag (04/10/24) moet opdracht 5 en 6 van bladzijde 94 af zijn.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.