di 12-1-2021 kommagetallen, breuken en procenten

• Rekenen
• Basisschool
• Groep 7

doel van de les

Ik kan kommagetallen opschrijven als een breuk.

Even opfrissen

Als ik een getal x 10 doe komt er een 0 bij het getal of verplaatst de komma 1 plek naar rechts

10 x 76 = 760

10 x 76,45 = 764,5

even opfrissen..

weet je dit rijtje nog?

1/2      =      0,50      =      50%

1/4      =      0,25      =      25%

1/5      =      0,20      =      20%

0,10

1. 5%
2. 20%
3. 10%
4. 100%

0,8

1. 1/8
2. 8/10
3. 3/5
4. 1/4

Tekst

0,75

0,3

1,25

0,4

1 1/4

3/4

2/5

3/10

Deze plank is verdeeld in 10 stukken. Elk stukje is dus 1/10 deel.

0,5  is dus 5/10 deel

0,1 = 1/10 deel

De pijl staat bij 0,7 dus 7/10 deel

Nu staat de pijl niet op een streepje, maar op de helft. Dat betekent 0,25. Precies tussen de 0,20 en 0,30

tip: zet er een  0 achter

0,25 = 1/4

1

nog even dit.....

• 0,6 is dus 6/10       vereenvoudigen 6/10 =3/5
  
•         is hetzelfde als            denk aan het verhoudingstabel

  1 

10

10

100

Welk percentage hoort bij 1/2

1. 25%
2. 50%
3. 10%
4. 75%

Welk percentage hoort bij 1/8

1. 8%
2. 18%
3. 12,5%
4. 15%

Welk percentage hoort bij de breuk 3/8?

1. 0,375%
2. 12,5%
3. 37,5%
4. 33,3%

Welke breuk hoort bij 75%

1. 1/4
2. 1/2
3. 1/3
4. 3/4

Welke breuk hoort er bij 30%

1. 1/2
2. 1/4
3. 1/5
4. 3/10

Welke breuk hoort bij 80%

1. 8/10
2. 16/20
3. 80/100
4. 4/5

Welke breuk hoort er bij 5%?

1. 1/10
2. 1/5
3. 1/20
4. 1/4

Welk kommagetal en breuk horen bij
25 %

Welk breuk en welk kommagetal hoort bij 60%

kan ik niet verder vereenvoudigen

​6​​4​​

1. Waar
2. Niet waar

Deze breuk kun je
vereenvoudigen tot...

​35​​15​​

1. 1/2
2. 3/5
3. 3/7
4. 5/7

Bij vereenvoudigen maak je de getallen van de breuk kleiner
4/12 wordt bijvoorbeeld 1/3

1. Waar
2. Niet waar

Bij vereenvoudigen maak je de getallen van de breuk groter
4/12 wordt bijvoorbeeld 8/24

1. Waar
2. Niet waar

Je wil deze breuk vereenvoudigen.
Door welk getal deel de teller en de noemer?

​12​​3​​

1. 2
2. 4
3. 3
4. 12

Welke breuk hoort bij het decimale getal:

0,75

1. ​75​​10​​
2. ​4​​3​​

Als je het getal uitspreekt hoor je de breuk. Deze kan je dan nog vereenvoudigen.

is groter dan 0,70

​4​​3​​

1. niet waar
2. wel waar
3. even groot
4. breuken en decimale getallen kun je niet vergelijken