2.4 2.5 2.6 2.7 Grammatica meewerkend voorwerp +herhaling woordsoorten

Blok Grammatica
Boek: blz. 78 t/m 84

Het meewerkend voorwerp
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Blok Grammatica
Boek: blz. 78 t/m 84

Het meewerkend voorwerp

Slide 1 - Diapositive

lesdoelen
Aan het einde van deze paragraaf:
- kun je het werkwoordelijk gezegde, onderwerp en lijdend voorwerp in een zin benoemen. 
- kun je het meewerkend voorwerp in een zin benoemen.
- kun je de zelfstandige naamwoorden, lidwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en voorzetsels in een zin benoemen.




Slide 2 - Diapositive

audiofragmenten


- persoonsvorm :                         Ik loop op straat.             
- werkwoordelijk gezegde:     Ik heb de hond uitgelaten. 
- onderwerp:                                 Ik heb de hond uitgelaten.  
- lijdend voorwerp:                     Ik heb de hond uitgelaten. 
- overige zinsdelen:              ik heb de hond gisteren in het bos uitgelaten. 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

om het moeilijk te maken:
- splitsbaar werkwoord: 

- werkwoordelijk gezegde met te 

Slide 5 - Diapositive

meewerkend voorwerp

1: werkwoordelijk gezegde

2: onderwerp

3: lijdend voorwerp

4: meewerkend voorwerp

Slide 6 - Diapositive

Open je boek op blz. 79
Lees de theorie in de gele vlakken.
Kijk of je deze uitleg begrijpt.

Ik geef aan de planten water.
De makelaar geeft de sleutel aan de nieuwe bewoner

Slide 7 - Diapositive

meewerkend voorwerp

Je vindt het meewerkend voorwerp in een zin door te vragen:


aan WIE   +  gezegde  +  onderwerp  +  lijdend voorwerp      of

voor WIE  + gezegde  +  onderwerp  +  lijdend voorwerp

Slide 8 - Diapositive

Het meewerkend voorwerp is:

Heeft de politieagent de overtreder een waarschuwing gegeven?

(Aan / voor wie heeft de politieagent een waarschuwing gegeven?)

Slide 9 - Question ouverte

Het meewerkend voorwerp is:

Mijn broer mailde Eefje een leuke foto.

(stel de vraag: aan / voor wie mailde mijn broer een leuke foto?)

Slide 10 - Question ouverte

Het meewerkend voorwerp is:

De ober heeft eindelijk een glas cola voor Meindert ingeschonken.

(aan / voor wie heeft de ober een glas cola ingeschonken?)

Slide 11 - Question ouverte

meewerkend voorwerp

Let op:   WIE



AAN WIE? 
VOOR WIE? 

Slide 12 - Diapositive

Oefenen met het meewerkend voorwerp:
Je krijgt dadelijk een aantal zinnen. Je moet steeds het meewerkend voorwerp opschrijven. Als er geen meewerkend voorwerp in de zin staat zet je een streepje. 
_

Slide 13 - Diapositive

let op:
Als het woordje AAN in de zin staat zet je dat erbij.
Als het woordje AAN niet in de zin staat, laat jij het ook weg.

Ik geef aan mijn moeder een bos bloemen.
Ik geef mijn moeder een bos bloemen.

Slide 14 - Diapositive

Werk volgens vaste stappen:
  1. Zoek het werkwoordelijk gezegde
  2. Zoek het onderwerp
  3. Zoek het ljdend voorwerp  (niet in iedere zin!)
  4. Zoek dan het meewerkend voorwerp (niet in iedere zin!)

Slide 15 - Diapositive

Het meewerkend voorwerp =

De hondeneigenaar geeft zijn hond een bot.

Slide 16 - Question ouverte

Het meewerkend voorwerp =

Hassan stuurt zijn beste vriend een mailtje.

Slide 17 - Question ouverte

Het meewerkend voorwerp =

De leraar Nederlands liet aan zijn leerlingen een spannend boek zien.

Slide 18 - Question ouverte

Het meewerkend voorwerp =

De boer geeft de paarden hooi.

Slide 19 - Question ouverte

Het meewerkend voorwerp =

Aan de persvoorlichter worden dagelijks vele vragen gesteld.

Slide 20 - Question ouverte

Het meewerkend voorwerp =

Ik leen mijn zus nooit iets.

Slide 21 - Question ouverte

Het meewerkend voorwerp =

Lisa schonk haar vriend een duur horloge.

Slide 22 - Question ouverte

Het meewerkend voorwerp =

Dit verhaal mag jij aan je broer vertellen.

Slide 23 - Question ouverte

Het meewerkend voorwerp =

Mijn mentor gaf mij een groot compliment.

Slide 24 - Question ouverte

Het meewerkend voorwerp =

Wil je mij die goocheltruck leren? .

Slide 25 - Question ouverte

Het meewerkend voorwerp is:

Heb jij aan Arie een nieuw formulier gevraagd?
A
jij
B
Arie
C
een nieuw formulier
D
aan Arie

Slide 26 - Quiz

Het meewerkend voorwerp is:

Wil jij je jas even aan de kapstok hangen?
A
jij
B
je jas
C
aan de kapstok
D
geen meewerkend voorwerp

Slide 27 - Quiz

Het meewerkend voorwerp =
Ik heb de plantenbakken aan de muur gehangen.
A
de plantenbakken
B
ik
C
aan de muur
D
geen meewerkend voorwerp in deze zin

Slide 28 - Quiz

Het meewerkend voorwerp =

Dinsdagmiddag moeten de leerlingen hun werkstuk af hebben.
A
geen meewerkend voorwerp in deze zin
B
de leerlingen
C
hun werkstuk
D
hun

Slide 29 - Quiz

Hoeveel ZELFSTANDIGE naamwoorden zie je in de volgende tekst:

In de grote steden zijn nogal wat ongelukkige mensen in het ziekenhuis beland omdat ze over een verse hondendrol uitgeleden. Eigenwijze eigenaren houden zich niet aan de belangrijke afspraak dat zij de uitwerpselen van hun hond moeten opruimen en de drol in een zakje moeten doen.


A
6
B
8
C
10
D
12

Slide 30 - Quiz

Even iets heel anders...

- ww = werkwoorden
- znw = zelfstandige naamwoorden
- bnw = bijvoeglijk naamwoorden
lw = lidwoorden
vz = voorzetsels

Slide 31 - Diapositive

Hoeveel zelfstandige naamwoorden tel je in deze tekst?
In de grote steden zijn nogal wat ongelukkige mensen in het ziekenhuis beland omdat ze over een verse hondendrol uitgeleden. Eigenwijze eigenaren houden zich niet aan de belangrijke afspraak dat zij de uitwerpselen van hun hond moeten opruimen en de drol in een zakje moeten doen. 

Slide 32 - Diapositive

Ik telde.... zelfstandige naamwoorden
A
10
B
9
C
11
D
12

Slide 33 - Quiz

Had jij ze gevonden?
Ga nu op zoek naar de BIJVOEGLIJKE naamwoorden
In de grote steden zijn nogal wat ongelukkige mensen in het ziekenhuis beland omdat ze over een verse hondendrol uitgeleden. Eigenwijze eigenaren houden zich niet aan de belangrijke afspraak dat zij de uitwerpselen van hun hond moeten opruimen en de drol in een zakje moeten doen. 

Slide 34 - Diapositive

En hoeveel BIJVOEGLIJKE naamwoorden zie je?

In de grote steden zijn nogal wat ongelukkige mensen in het ziekenhuis beland omdat ze over een verse hondendrol uitgleden. Eigenwijze eigenaren houden zich niet aan de belangrijke afspraak dat zij de uitwerpselen van hun hond moeten opruimen en de drol in een zakje moeten doen.
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 35 - Quiz

uitleg:
In de grote steden zijn nogal wat ongelukkige mensen in het ziekenhuis beland omdat ze over een verse hondendrol uitgeleden. Eigenwijze eigenaren houden zich niet aan de belangrijke afspraak dat zij de uitwerpselen van hun hond moeten opruimen en de drol in een zakje moeten doen. 

Slide 36 - Diapositive

Nu de lidwoorden
Onderstreep in de volgende tekst alle lidwoorden, maak dan een foto van de tekst.

De foto moet je uploaden.

Slide 37 - Diapositive

Tel de LIDWOORDEN:
In de grote steden zijn nogal wat ongelukkige mensen in het ziekenhuis beland omdat ze over een verse hondendrol uitgeleden. Eigenwijze eigenaren houden zich niet aan de belangrijke afspraak dat zij de uitwerpselen van hun hond moeten opruimen en de drol in een zakje moeten doen. 

Slide 38 - Diapositive

Hoeveel LIDWOORDEN zie je?

In de grote steden zijn nogal wat ongelukkige mensen in het ziekenhuis beland omdat ze over een verse hondendrol uitgleden. Eigenwijze eigenaren houden zich niet aan de belangrijke afspraak dat zij de uitwerpselen van hun hond moeten opruimen en de drol in een zakje moeten doen.
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 39 - Quiz

Lidwoorden
In de grote steden zijn nogal wat ongelukkige mensen in het ziekenhuis beland omdat ze over een verse hondendrol uitgeleden. Eigenwijze eigenaren houden zich niet aan de belangrijke afspraak dat zij de uitwerpselen van hun hond moeten opruimen en de drol in een zakje moeten doen. 

Slide 40 - Diapositive

Nu de voorzetsels

Slide 41 - Diapositive

Tel de voorzetsels
In de grote steden zijn nogal wat ongelukkige mensen in het ziekenhuis beland omdat ze over een verse hondendrol uitgeleden. Eigenwijze eigenaren houden zich niet aan de belangrijke afspraak dat zij de uitwerpselen van hun hond moeten opruimen en de drol in een zakje moeten doen. 

Slide 42 - Diapositive

En hoeveel VOORZETSELS zie je?

In de grote steden zijn nogal wat ongelukkige mensen in het ziekenhuis beland omdat ze over een verse hondendrol uitgleden. Eigenwijze eigenaren houden zich niet aan de belangrijke afspraak dat zij de uitwerpselen van hun hond moeten opruimen en de drol in een zakje moeten doen.
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 43 - Quiz

Complimenten
Hard gewerkt!

De volgende les gaan we door met het persoonlijk voornaamwoord en het bezittelijk voornaamwoord. 

Slide 44 - Diapositive

Hoe vond je de opdrachten gaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 45 - Sondage