Proeftoets hoofdstuk 3 par. 1-2-5 en 6

• Economie
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 2

Paragraaf 1

Winkelen

Product, Prijs, Promotie,..........
Wat is de 4e P?

1. Parkeren
2. Personeel
3. Plaats
4. Pinnen

Prijsbeleid

Plaatsbeleid

Productbeleid

Promotiebeleid

De winkelier verkoopt ook sportrugzakken

De sportwinkel in het centrum 

Een poster in een kledingwinkel 

Een winkelier verkoopt sommige rugzakken met korting

Welke marketingmix wordt hier gebruikt?

1. prijs
2. plaats
3. personeel
4. product

Marketing 

Alles wat bedrijven doen om hun product te verkopen, noem je marketing. 

Wat is MARKETING?

1. Alles wat een bedrijf onderneemt om meer te verkopen.
2. Instrumenten die je gebruikt op de verkoopmarkt.
3. Een methode om de winst te vergroten.
4. Een engels woord voor winkel.

Marketingmix ( COMBINATIE 5 P'S

Personeel

Product

Prijs

Promotie

Personeel

Plaats

De marketingmix bestaat uit:

1. Prijs, product, promotie, personeel, presentatie
2. Kwaliteit, prijs, promotie, personeel, presentatie, plaats
3. Product, prijs, plaats, promotie, presentatie, personeel
4. Prijs, plaats, promotie, personeel, presentatie

Met welk instrument van de marketingmix
bepaal je jouw reclame strategie?

1. Productbeleid
2. Plaatsbeleid
3. Promotiebeleid
4. Prijsbeleid

Intratuin verkoopt tijdens de wintermaanden veel speciale artikelen voor Kerstmis.

1. plaatsbeleid
2. prijsbeleid
3. promotiebeleid
4. productbeleid

Een ondernemer verkoopt zijn producten nu ook via een webshop. Dit is:

1. Productbeleid
2. Plaatsbeleid
3. Promotiebeleid
4. Prijsbeleid

Paragraaf 2

Tel uit je winst

Brutowinst berekenen

Nettowinst berekenen voorbeeld

Brutowinst = omzet - inkoopwaarde

Nettoresultaat = brutowinst - bedrijfskosten

Voorbeeld

Zet in de goede volgorde

1

2

3

4

5

Nettowinst

Bedrijfskosten

Brutowinst

Omzet

Inkoopwaarde

Bedrijfskosten

De bedrijfskosten zijn alle kosten wat een bedrijf kwijt is voor de productie van goederen en diensten

(Loonkosten, onderhoudskosten, schoonmaakkosten, energiekosten, etc, ... )

Bestemming van de nettowinst

• levensonderhoud van de eigenaar
• het opvangen van verliezen
• investeringen in het bedrijf

Omzet = €18.000
Inkoopwaarde= €6.000
Bedrijfskosten= €9.000
Wat is de nettowinst?

Omzet = €18.000
Bedrijfskosten= €9.000
inkoopwaarde = € 10.000
Nettowinst = €1.500
Wat is de brutowinst?

Omzet = €18.000
Bedrijfskosten= €9.000
Nettowinst = €1.500
Wat is de inkoopwaarde?

Paragraaf 5

Een kijkje achter de schermen 

Eindproducten zijn duurder dan
grondstoffen door de toegevoegde waarde.

1. juist
2. onjuist

Zo noem je alle bedrijven die meewerken aan het maken van een product

1. Bedrijfskolom
2. Bedrijfsketting
3. Toegevoege Waarde
4. Producenten

In welke volgorde maak je kaas?

(=begrip: bedrijfskolom)

1. 1-2-3-4
2. 2-3-1-4
3. 4-3-2-1
4. 3-2-1-4

Toegevoegde waarde

Formule toegevoegde waarde

Verkoopprijs – inkoopprijs = toegevoegde waarde

Toegevoegde waarde

Bedrijfskolom = serie bedrijven die betrokken is bij de productie van een artikel

1. waar
2. niet waar

Hoe bereken je de toegevoegde waarde?

1. verkoopopbrengst + benodigde inkopen
2. verkoopopbrengst - benodigde inkopen
3. verkoopopbrengst x benodigde inkopen
4. verkoopopbrengst : benodigde inkopen

Bereken de toegevoegde waarde van de bakkerij

Bereken de toegevoegde waarde van de supermarkt

De supermarkt produceert 10 broden.
Wat is waarde van de totale toegevoegde waarde?

paragraaf 6

Alle bedrijven die samenwerken aan een product noemen we de

1. productiefactor
2. producenten
3. bedrijfskolom
4. bedrijfsfactor

Niet alle consumenten kopen biologische producten. Waarom niet?

1. Biologische producten zijn niet zo lekker.
2. Biologische producten zijn moeilijk te krijgen.
3. Biologische producten zijn duurder.

Winkeliers kunnen milieu verbeteren door milieuvriendelijke producten in het assortiment te hebben

1. Waar
2. Niet waar

Winkeliers kunnen milieu verbeteren door mee te werken een het recyclen van afval.

1. Waar
2. Niet waar

Niet alle consumenten kopen biologische producten. Waarom niet?

1. Biologische producten zijn niet zo lekker.
2. Biologische producten zijn moeilijk te krijgen.
3. Biologische producten zijn duurder.

Een biologische teler zal een hoge / lage prijs moeten vragen om de kosten te dekken

1. hoge prijs
2. lage prijs

Welke telers produceren milieuvriendelijk?

1. Biologische fruittelers
2. Gangbare fruittelers

duurzaam ondernemen

Manier van ondernemen waarbij het milieu zo weinig mogelijk wordt belast.

Voorbeelden recycling, minder energieverbruik, etc.

Wat is van belang bij duurzaam ondernemen?

1. Dat de arbeiders goed betaald worden voor hun diensten
2. Dat je rekening houdt met het mileu
3. Dat je winst maakt