vragen stellen wat doe je met?

vragen stellen
wat is dat?    Waar gebruik je dat voor? 
wat is groter?       een .....      of ................?
waar ligt ..................?
wat kun je met een ........................ doen?
waar is het van gemaakt?




1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 1

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

vragen stellen
wat is dat?    Waar gebruik je dat voor? 
wat is groter?       een .....      of ................?
waar ligt ..................?
wat kun je met een ........................ doen?
waar is het van gemaakt?




Slide 1 - Diapositive

de schroevendraaier
de schroef
de schroeven

Slide 2 - Diapositive

de blikopener
de flessenopener

Slide 3 - Diapositive

de nietmachine
de snoeischaar

Slide 4 - Diapositive

de waterpas
de kompas

Slide 5 - Diapositive

de verrekijker
de oplader

Slide 6 - Diapositive

de aansteker
ontstopper

Slide 7 - Diapositive

meteoriet

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

0

Slide 12 - Vidéo

tientallen
bijzonder

Slide 13 - Diapositive

de eigenaar
terecht komen

Slide 14 - Diapositive

inslaan
 doorboren

Slide 15 - Diapositive

de vondst
iets wat je vindt
waargenomen
waarnemen/zien

Slide 16 - Diapositive

zelden = bijna niet
verbrijzelen

Slide 17 - Diapositive

Verband signaalwoorden
tegenstelling              maar, toch, echter
oorzaak of reden omdat, daardoor, want, daarom, doordat, immers
opsomming en, of, ook, ten eerste…, ten tweede…, daarna, verder, bovendien, daarnaast, zowel… als…
Voorbeeld 1: De vuurbol was door meerdere mensen in Nederland gezien. De bewoners hadden echter niets gemerkt.  


Slide 18 - Diapositive

Het verband is hier een tegenstelling. Men denkt meerdere mensen hebben iets gezien, maar de bewoners hebben niets gemerkt. Hier is een verschil, een tegenstelling tussen wat meerdere mensen hebben gemerkt en wat de bewoners hebben gemerkt

Voorbeeld 2: De bewoners hadden niets gemerkt want ze waren niet thuis.

Slide 19 - Diapositive

In deze zin wordt een oorzaak of reden gegeven. Je ziet dat aan het signaalwoord ‘want’. De bewoners hadden niets gemerkt van het inslaan van de meteoriet. De reden is dat ze niet thuis waren.  

Slide 20 - Diapositive

Voorbeeld 3: Twee experts van Naturalis, Marco Langbroek en Leo Kriegsman, onderzochten de steen.

Slide 21 - Diapositive

Het verband is hier een opsomming. Er worden twee experts van Naturalis opgesomd: Marco Langbroek en Leo Kriegsman. Dat zie je aan het signaalwoord ‘en’.

Slide 22 - Diapositive

wat is waargenomen?
A
iets zien
B
iets niet zien
C
iets doen
D
iets niet doen

Slide 23 - Quiz

wat is zelden?
A
bijna
B
bijna niet
C
niet
D
soms

Slide 24 - Quiz

wat is verbrijzelen?
A
in twee stukken breken
B
in veel stukken breken
C
rijzen
D
ijzelen

Slide 25 - Quiz

Het vliegtuig is in het gras...
A
terecht
B
gekomen
C
recht gekomen
D
terecht gekomen

Slide 26 - Quiz

van wie is dit?
wie is de ....................?
A
ijgenaar
B
eigenaar
C
eigennaar
D
eiggenaar

Slide 27 - Quiz


A
de aansteker
B
de nietmachine
C
de waterpomptang
D
het kompas

Slide 28 - Quiz


A
binnenstebuiten
B
achterstevoren
C
ondersteboven
D
achtereenvolgens

Slide 29 - Quiz


A
achterstevoren
B
binnenstebuiten
C
ondersteboven
D
achtereenvolgens

Slide 30 - Quiz


Slide 31 - Question ouverte


Slide 32 - Question ouverte

0

Slide 33 - Vidéo