Spelling B2W3L3

Spelling B2W3L3
Woordsoorten, zinsdelen en werkwoordspelling
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
SpellingBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Spelling B2W3L3
Woordsoorten, zinsdelen en werkwoordspelling

Slide 1 - Diapositive

Woordsoorten
Je kent de volgende woordsoorten:
- lidwoord                                                               - telwoord
- zelfstandig naamwoord                               - rangtelwoord
- werkwoord                                                          - voorzetsel
- hulpwerkwoord                                                 - voegwoord
- voltooid deelwoord                                         - persoonlijk voornaamwoord
- bijvoeglijk naamwoord                                  - bezittelijk voornaamwoord
- stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Diapositive

Mijn moeder heeft de smeuïge saus in het pannetje geproefd.
Wat voor woord is 'smeuïge'?

Slide 3 - Question ouverte

Mijn moeder heeft de smeuïge saus in het pannetje geproefd.
Wat voor woord is 'mijn'?

Slide 4 - Question ouverte

Mijn moeder heeft de smeuïge saus in het pannetje geproefd.
Wat voor woord is 'in'?

Slide 5 - Question ouverte

Mijn moeder heeft de smeuïge saus in het pannetje geproefd.
Wat zijn het hulpwerkwoord + voltooid deelwoord?

Slide 6 - Question ouverte

Zinsdelen
Je kent de volgende zinsdelen:
- onderwerp
- persoonsvorm
- lijdend voorwerp

Slide 7 - Diapositive

We eten thuis tijdens het ontbijt muesli.
Wat is de persoonsvorm?

Slide 8 - Question ouverte

We eten thuis tijdens het ontbijt muesli.
Wat is in deze zin het onderwerp?

Slide 9 - Question ouverte

We eten thuis tijdens het ontbijt muesli.
Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 10 - Question ouverte

Werkwoorden

Slide 11 - Diapositive

Zet de zin in de voltooide tijd:
Het eten bederft.

Slide 12 - Question ouverte

Zet de zin in de voltooide tijd:
Het zand stuift.

Slide 13 - Question ouverte

Zet de zin in de voltooide tijd:
De lamp verlicht de kamer.

Slide 14 - Question ouverte

Zet de zin in de voltooide tijd:
Het glas glanst.

Slide 15 - Question ouverte

Luister naar het dictee en 
schrijf de woorden goed op in je schrift.

Slide 16 - Diapositive

Maak les 3:
opdracht 1 , 2 en 3

Slide 17 - Diapositive