Basisstof 6, bacteriën

Dinsdag 9 februari, 6de uur, h1c
  1. Aanwezigheidscontrole (door de juf) + hw noteren (door jullie!) 
2. HW-controle + nakijken opd. 1 t/m 5 + 8 (§3.5 schimmels)
3. Terugblik
4. Uitleg basisstof 6, bacteriën 

HW voor donderdag 11 februari, 3de uur:
Maken opd. 1 + 2 + 4 t/m 6 van §3.6 over bacteriën
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Dinsdag 9 februari, 6de uur, h1c
  1. Aanwezigheidscontrole (door de juf) + hw noteren (door jullie!) 
2. HW-controle + nakijken opd. 1 t/m 5 + 8 (§3.5 schimmels)
3. Terugblik
4. Uitleg basisstof 6, bacteriën 

HW voor donderdag 11 februari, 3de uur:
Maken opd. 1 + 2 + 4 t/m 6 van §3.6 over bacteriën

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive


Ga naar Lesson Up en wacht op de klascode.....

Slide 6 - Diapositive

TERUGBLIK

Slide 7 - Diapositive

Van wie is welke cel?
Dier
Schimmel
Bacterie
Plant

Slide 8 - Question de remorquage

Bacteriën
schimmels
dieren
planten
geen celwand
bladgroen korrels
geen celkern
wel celwand, 
celkern, geen bladgroenkorrels

Slide 9 - Question de remorquage


Een bacterie heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels

Slide 10 - Quiz


Een cel van een schimmel heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels

Slide 11 - Quiz


Een plantencel heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels

Slide 12 - Quiz


Een dierlijke cel heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern -GEEN celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels

Slide 13 - Quiz

Bacteriën

Slide 14 - Diapositive

Leerdoel §3.6 over bacteriën

1.  Je leert dat een bacterie ééncellig is

2. Je leert hoe bacteriën zich voortplanten

3. Je leert op welke manieren bacteriën nuttig kunnen zijn

4. Je leert op welke manieren bacteriën schadelijk kunnen zijn

5. Je leert wat een bacteriekolonie is




Slide 15 - Diapositive

De meeste bacteriën voeden zich met resten van dode organismen. 
Zo ruimen bacteriën andere organismen op. 
Het menselijk lichaam telt 10 x meer bacteriën dan cellen
Het menselijk lichaam telt 10x meer bacterien dan cellen
In de darmen zitten ontzettend veel bacteriën. De meeste zijn nuttig. 
Ze helpen bij het verteren van voedsel.
Door de goede, nuttige bacteriën hebben schadelijke bacteriën geen kans. Nuttige bacteriën beschermen de huid.
In je mond zitten 25 x meer bacteriën 
dan er mensen op de aarde leven.
Het zijn veel nuttige bacteriën maar er zijn ook schadelijke bacteriën.
Nuttige bacteriën

Slide 16 - Diapositive

Bacteriën
- Geen celkern
- Wel een celwand
- Geen bladgroenkorrels
- Eéncellig, ze bestaan uit 1 cel. 
- Met een gewone microscoop alleen als 
  kleine puntjes of streepjes ziet. 
                                         
Alleen als je ze honderdduizenden keren vergroot, kun je zien hoe ze 
er in werkelijkheid uitzien.

Slide 17 - Diapositive

Voortplanting 
van bacteriën
Bacteriën planten zich voort door te delen.
Hoe ze dat doen?

1.  Eén bacterie deelt in tweeën.
2.  Die 2 groeien totdat ze weer even groot zijn.
3.  Dan gaan die 2 zich ook weer delen.
4.  Dan zijn er 4 en die gaan zich ook weer delen......

Bij gunstige omstandigheden delen ze zich elk half uur. 
Er moet dan voedsel en vocht zijn en de temperatuur moet goed zijn. 
Er ontstaat dan een hele grote groep, zo'n groep noem je een bacteriekolonie. 
Een bacteriekolonie kun je met het blote oog zien.


Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Voedsel maken

Bacteriën kunnen een rol hebben bij het maken van voedsel.

Die speciale bacteriën worden gebruikt bij het maken van voedingsmiddelen.

Slide 20 - Diapositive

Schadelijke bacteriën
Voedsel bestaat uit (delen van) organismen.

Voorbeelden hiervan zijn: vlees, vis, fruit en groenten. 

Voor bacteriën is dat ook voedsel, daarom kunnen ze daar goed op leven. 

Het voedsel gaat daardoor bederven. Als wij bedorven voedsel eten, kunnen we daarvan ziek worden.

Er zijn bepaalde soorten bacteriën die mensen ziek kunnen maken. De huisarts zal dan een antibioticum voorschrijven.
Dat antibioticum doodt de schadelijke bacteriën.
Een voorbeeld is penicilline maar er zijn meer antibiotica.
longontsteking
blaasontsteking

Slide 21 - Diapositive

Er komen nu 20 vragen over bacteriën, zorg dat je klaar zit!
timer
0:20

Slide 22 - Diapositive

Voortplanting van bacteriën:
bacteriën planten zich voort
door te delen
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 23 - Quiz

Een bacterie
A
bestaat uit een bacteriekolonie
B
bestaat uit een klein groepje cellen
C
bestaat uit 1 cel
D
is geen cel

Slide 24 - Quiz

Bacteriën hebben
A
wel een celwand geen celkern wel bladgroenkorrels
B
wel een celwand wel een celkern geen bladgroenkorrels
C
geen celwand geen celkern wel bladgroenkorrels
D
wel een celwand geen celkern geen bladgroenkorrels

Slide 25 - Quiz

Bacteriën
A
zijn nuttig omdat ze een beschermende laag op je huid vormen
B
zijn nuttig voor de natuur, ruimen (resten) van organismen op
C
zijn nuttig omdat ze voor voedselproductie worden gebruikt
D
A, B en C zijn waar

Slide 26 - Quiz

Bij warm weer leg je voedsel in de koelkast
A
omdat het voedsel dan beter smaakt
B
ziekmakende bacteriën kunnen zich dan minder voortplanten
C
het hoeft niet, eigenlijk is dat onzin
D
gezonde bacteriën blijven dan beter aanwezig in het voedsel

Slide 27 - Quiz

Roy zegt: Bacteriën planten
zich voort door deling

Emily zegt dat bacteriën zich voeden met dode resten van organismen
A
beide waar
B
beide niet waar
C
Roy: waar Emily: niet waar
D
Roy: niet waar Emily: waar

Slide 28 - Quiz

Mayke zegt dat sla kan bederven door bacteriën, het stinkt dan.

Görkem zegt dat bij de bereiding van yoghurt bacteriën worden gebruikt
A
Beide waar
B
Beide niet waar
C
Mayke: waar Görkem: niet waar
D
Mayke: niet waar Görkem: waar

Slide 29 - Quiz

Een bacterie bestaat uit:
A
1 cel
B
2 cellen
C
meer cellen

Slide 30 - Quiz

Een bacterie heeft een celwand?
A
ja
B
nee

Slide 31 - Quiz

Een bacterie heeft een celkern?
A
ja
B
nee

Slide 32 - Quiz

Bacteriën
A
planten zich niet voort
B
vermeerderen zich door te delen
C
planten zich voort met zaadjes

Slide 33 - Quiz

Bacteriën zijn nuttig als reducenten in de natuur.
A
juist
B
onjuist

Slide 34 - Quiz

Bacteriën kunnen oorontsteking veroorzaken.
A
juist
B
onjuist

Slide 35 - Quiz

Bacteriën kunnen voedsel doen bederven.
A
juist
B
onjuist

Slide 36 - Quiz

Een bacteriële infectieziekte kan worden bestreden met antibiotica.
A
onjuist
B
juist

Slide 37 - Quiz

Bij de productie van zuurkool worden bacteriën gebruikt.
A
juist
B
onjuist

Slide 38 - Quiz

Noem de 3 kenmerken om de vier rijken te ordenen?
A
Bladgroenkorrels, celkern en cytoplasma
B
Bladgroenkorrels, celkern en celwand
C
Blad, stengel en wortel
D
Celkern, celwand en slijmvliescellen

Slide 39 - Quiz

Hoeveel bacteriën heb je na een uur delen als de bacterie zich om de 30 minuten deelt?
A
2
B
4
C
6
D
8

Slide 40 - Quiz

Welke hoort niet thuis bij de 4 rijken?
A
Bacterien
B
Dieren
C
Mensen
D
Planten

Slide 41 - Quiz

Wat zijn twee gunstige omstandigheden voor bacterien?
A
Koude temperatuur en vocht
B
Droog en voedsel
C
Warmte en droog
D
Warmte en vocht

Slide 42 - Quiz

Tijd over: aan de slag met het huiswerk.
Opd. 1 + 2 + 4 t/m 6, §3.6 Bacteriën

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Vidéo