Cursus 2.2 Economische ontwikkeling

H2 De wereld is een winkel
Cursus 2.2 Economische ontwikkeling 
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H2 De wereld is een winkel
Cursus 2.2 Economische ontwikkeling 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Programma

  1. BNP (Bruto Nationaal Product)
  2. Handelsbalans
  3.  - Planeconomie en vrijemarkteconomie
  4.  - Kapitalisme
  5.  - Delfstoffen

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
Aan het einde van de les kan de leerling...
  1. Uitleggen wat het bruto nationaal product (bnp) is en waarvoor dit wordt gebruikt.
  2. Uitleggen wat een handelsbalans is en deze kunnen aflezen.
  3. Het verschil tussen planeconomie en vrijmarkteconomie herkennen en uitleggen.
  4. Uitleggen wat kapitalisme is en tot welke economie deze behoort. 





Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

H2 De wereld is een winkel
Cursus 2.1 Internationale handel

    Begrippen:
    - Multinational
    - Transport
    - Continuïteit
    - Logistiek
    - Export/Import
    - Uitvoerwaarde/Invoerwaarde
    - Detailhandel
    Cursus 2.2 Economische ontwikkelingen

    Begrippen:
    - Bruto nationaal product (bnp)
    - Handelsbalans
    - Planeconomie
    - Vrijemarkteconomie
    - Kapitalisme
    - Delftstoffen

    Slide 4 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Welvaart
    Wat is welvaart?
    • Als het economisch goed gaat met een land.

    Welke landen zou je als welvarend kunnen bestempelen?
    • Nederland
    • VS (Verenigde staten), 
    • UK (Engeland) 
    • Taiwan...

    • 2 voorbeeld zinnen.



    Slide 5 - Diapositive

    Het is een welvarend land. Het is een rijk land.

    Door de VOC is Nederland een welvarend land geworden. 
    Welk land is volgens jullie het welvarendste land in de wereld?
    Nederland
    Zwitserland
    Denemarken
    VS (Verenigde staten)
    Zweden

    Slide 6 - Sondage

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Welvaart
    1. Verenigde Staten 
    2. Zwitserland 
    3. Denemarken 
    4. Nederland 
    5. Zweden 
    6. Singapore 
    7. Taiwan 
    8. Nieuw-Zeeland 
    9. Japan
    10. België 
    Welvarendste landen ter wereld

    Slide 7 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Hoe vergelijk je welvaart?
    • Bruto Nationaal Product (BNP)
    • Het inkomen van een land noem je het Bruto Nationaal Product (BNP).


    • Bruto Nationaal Product: de inkomsten van alle mensen in een land, ook die in het buitenland werken. 

    Slide 8 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    BNP 
    (Bruto Nationaal Product)
    Bruto Nationaal Product: de inkomsten van alle mensen in een land, ook van de mensen die in het buitenland werken. 

    Slide 9 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    0

    Slide 10 - Vidéo

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Wat is geen Nederlandse
    Multinationale onderneming (MNO)?
    (Twee antwoorden zijn fout)
    A
    Unilever
    B
    KLM
    C
    Albertheijn
    D
    Lipton

    Slide 11 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Als wij iets verkopen aan het buitenland noem je dat...
    A
    Importeren
    B
    Exporteren
    C
    Internationale handel
    D
    Verkopen

    Slide 12 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Waar staat BNP voor?
    A
    Bruto Nationaal Productie
    B
    Bruto Nationaal Product
    C
    Bruto National Product
    D
    Bruto Nationaal Produkt

    Slide 13 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Wat betekent BNP (Bruto Nationaal Product)?
    A
    Wat alle mensen in het buitenland verdienen.
    B
    Gemiddelde inkomen per inwoner.
    C
    Wat alle mensen samen in één land verdienen.
    D
    Wat meerdere landen bij elkaar verdienen.

    Slide 14 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Wat is geen vorm van internationale handel?
    A
    Nederland verkoopt aan China
    B
    Duitsland koopt van Nederland
    C
    Brussel koopt van Londen
    D
    Amsterdam verkoopt aan Eindhoven

    Slide 15 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Het voordeel van import voor de Nederlandse consument is ...
    A
    Meer keuze in goederen en diensten.
    B
    Minder keuze in goederen en diensten.

    Slide 16 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Hoeveel bedraagt het BNP?
    A
    550 miljard
    B
    590 miljard
    C
    50 miljard
    D
    90 miljard

    Slide 17 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Kapitalisme
    Economisch systeem.
    Winst maken.

    Bedrijven vrij gelaten om winst te maken.

    Geen bemoeienis van de overheid.


    Slide 18 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Planeconomie

    Slide 19 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    • Mao Zedong (1893-1976) 
    • Communistisch dictator van China.

    • Voerde een planeconomie in China.

    Slide 20 - Diapositive

    Centraal geleide economieën komt men voornamelijk tegen in het communistische staatssysteem, maar in sommige kapitalistische staten bepaalt de staat ook gedeeltelijk wat de prijs van bepaalde producten is (gemengde economie).

    Het communisme is een sociale, politieke en economische ideologie gericht op de verwezenlijking van een klasseloze en socialistische samenleving, gebaseerd op gemeenschappelijke eigendom van de productiemiddelen en met openbare instellingen, waarbij iedereen produceert naar vermogen en neemt naar behoefte (zoals verwoord door Karl Marx in zijn Kritiek op het program van Gotha). Het woord communisme stamt af van het Latijnse communis, dat gemeenschappelijk en universeel betekent.
    Planeconomie
    • Planeconomie: voor 5 jaar vastleggen wat er geproduceerd moet worden .
    • Regering bepaalt wat en hoeveel er geproduceerd moet worden.
    • Economisch gezien rampzalig, altijd tekorten.

    Slide 21 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Vrijemarkteconomie

    Slide 22 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Vrije markteconomie
    - Wet van vraag en aanbod


    - Zoveel mogelijk winst maken
    - Kapitalisme

    Slide 23 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Communisme vs. Kapitalisme
    Economie
    1.  Vrije markt (Kapitalisme)
    2. Fabrieken bepalen wat ze produceren.
    3. Verschil tussen arm en rijk.
    1. Planeconomie (Communisme)
    2. Regering bepaalde de inkomsten.

    Slide 24 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Wat is kapitalisme?
    A
    Een economisch systeem waarbij het streven naar zoveel mogelijk winst centraal staat.
    B
    Een economisch systeem waarbij het streven naar gelijkheid centraal staat.
    C
    Het streven naar zoveel mogelijk macht.
    D
    Het streven naar zoveel mogelijk kolonies.

    Slide 25 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Wat is een planeconomie?
    A
    Mensen maken hun eigen plannen voor hun bedrijven.
    B
    De overheid vertelt wat bedrijven moeten produceren en hoeveel.
    C
    Een economie waarin de overheid advies geeft over de productie.
    D
    Een economie waarin jij je eigen vakanties kan inplannen.

    Slide 26 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Planeconomie
    A
    Overheid regelt niets.
    B
    Overheid regelt een beetje.
    C
    Overheid regelt bijna alles.
    D
    Alle antwoorden zijn ONJUIST.

    Slide 27 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Wat is een vrijemarkteconomie?
    A
    Bedrijven produceren producten waar vraag naar is.
    B
    Een economie waarin alleen de overheid bedrijven kan opzetten.
    C
    Een economie waarin de overheid bepaalt wat en hoeveel je mag maken.
    D
    Alle antwoorden zijn ONJUIST.

    Slide 28 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Het begrip 'vrijemarkteconomie' (vrijheid om een eigen bedrijf te starten) hoort bij.
    A
    Kapitalisme
    B
    Communisme
    C
    Beide ideologieën

    Slide 29 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Wat is het kapitalisme?
    A
    Het streven naar zoveel mogelijk winst.
    B
    Het streven naar zoveel mogelijk kolonies.
    C
    Het streven naar zoveel mogelijk macht.
    D
    Alle antwoorden zijn ONJUIST.

    Slide 30 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions

    De regering beslist wat bedrijven maken en voor welke prijs verkocht wordt. Dit is een...
    A
    Vrijemarkteconomie
    B
    Planeconomie

    Slide 31 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Je bent vrij om zelf te bepalen wat en hoeveel je verkoopt. Dit is een...
    A
    Vrijemarkteconomie
    B
    Planeconomie

    Slide 32 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions