Werkwoordspelling pvvt2

Programma
1) Vragen over het online huiswerk?/ controleren
2) Online Huiswerkopdracht bespreken
3) Theorie persoonsvorm verleden tijd (pvvt): sterke werkwoorden
5) Opdrachten
6) Huiswerk
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Programma
1) Vragen over het online huiswerk?/ controleren
2) Online Huiswerkopdracht bespreken
3) Theorie persoonsvorm verleden tijd (pvvt): sterke werkwoorden
5) Opdrachten
6) Huiswerk

Slide 1 - Diapositive

De persoonsvorm en het onderwerp
De persoonsvorm past zich in getal altijd aan aan het onderwerp. Als het onderwerp enkelvoud is, dan is de persoonsvorm dat ook: 
  • Ik (enkelvoud) werk/werkte. (enkelvoud). 
  • Wij (meervoud) werken/werkten (meervoud).
Het onderwerp dat bij de persoonsvorm hoort, is degene of datgene dat iets doet/ondergaat. 
  • Joris houdt vanmiddag een speech. Wie houdt de speech> Joris!
  • Wij willen graag met je mee. Wie willen..? > Wij!

Slide 2 - Diapositive

Bespreken online huiswerkopdracht
Opdracht 2 Hoe werkt hier 't ex-kofschip/ 't sexy fokschaap bij de onderstaande opdrachten?

  • 1 De bruidsjurk van Yolanthe sleepte over de grond.
  • 2 In een mum van tijd bluste de brandweer het vuurtje in het stadion.
  • 3 Stemde jij ook op Frank bij de verkiezing van klassenvertegenwoordiger?
  • 4 De politicus dubde de hele nacht over de juistheid van zijn beslissing.
  • 5 Na die bewonderende blik van Sander bloosde Emma tot over haar oren.
  • 6 ‘Zijn we er al bijna?’, puften de jongens halverwege de toren.
  • 7 Die mannen probeerden met een vals briefje van € 50 te betalen.
  • 8 In de manegebak draafden Anky’s lievelingspaarden.




Slide 3 - Diapositive

Dubbele t's of d's
Bij de persoonsvorm verleden tijd (van zwakke werkwoorden) kom je vaak dubbel t's of d's tegen. 
Logisch, want als de stam op een t eindigt, komt er
-te/-ten achter en als de stam op een d eindigt, komt er -de/-den achter.
Ik wacht.> Ik wachtte./ Wij wachtten.
Ik beantwoord. > Ik beantwoordde./Wij beantwoordden.

Slide 4 - Diapositive

Bespreken online huiswerkopdracht
  • 1 Door een defecte wekker miste ik bijna de bus naar school.
  • 2 Na het rokerige feestje luchtte Jantien haar kamer.
  • 3 De agenten bevrijdden het jankende hondje uit de snikhete auto.
  • 4 Geduldig wachtten de klanten in een lange rij voor de kassa.
  • 5 Bestelde die snackverslaafde zojuist vier frikandellen tegelijk?
  • 6 De NS-omroepster meldde een vertraging van vijf minuten.


Slide 5 - Diapositive

Zwakke en sterke werkwoorden
Tot nu toe hebben we alleen de persoonsvorm verleden tijd van de zwakke werkwoorden besproken. Voor de zwakke werkwoorden zijn er duidelijke spellingsregels in de verleden tijd. Ze zijn regelmatig!



Je kunt vaak horen of je de/den of te/ten moet gebruiken en anders gebruik je 't ex-kofschip. Maar hoe zit het dan met sterke werkwoorden?

enkelvoud
stam + te/de
Ik/jij/hij/zij werkte/ brulde.
meervoud
stam + ten/den
Wij/jullie/zij werkten/brulden.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Lien

Persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden
De sterke werkwoorden houden zich dus niet aan regels, zoals de zwakke. Je moet dus leren/weten wat de verleden tijd en het voltooid deelwoord is. Het voordeel is wel dat je ze schrijft, zoals je ze hoort (zo kort en eenvoudig mogelijk) en dat je door het woord langer te maken, weet of je een -d of -t aan het eind moet schrijven!

Slide 8 - Diapositive


buigen
A
zwak werkwoord
B
sterk werkwoord

Slide 9 - Quiz


lezen
A
zwak werkwoord
B
sterk werkwoord

Slide 10 - Quiz


groeien
A
zwak werkwoord
B
sterk werkwoord

Slide 11 - Quiz


liegen
A
zwak werkwoord
B
sterk werkwoord

Slide 12 - Quiz


wandelen
A
zwak werkwoord
B
sterk werkwoord

Slide 13 - Quiz


ruiken
A
zwak werkwoord
B
sterk werkwoord

Slide 14 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in deze zin
(zet de zin in een andere tijd om het zeker te weten):

Wiedt je vader de tuin of doe jij dat?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in deze zin
(zet de zin in een andere tijd om het zeker te weten):

Omdat ik jarig ben, heb ik een online feestje georganiseerd, waarbij al mijn vriendinnen zich gaan verkleden en we een quiz gaan spelen.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 16 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in deze zin
(zet de zin in een andere tijd om het zeker te weten):

Na gewerkt te hebben ging ik lekker een uurtje lezen.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 17 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in deze zin
(zet de zin in een andere tijd om het zeker te weten):

Ik ga koken, want er komt een vriend eten en ik maak voor hem een heerlijke ovenschotel, omdat hij daarvan houdt en omdat hij dat heeft verdiend.
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 18 - Quiz

Hoe schrijf je het woord tussen haakjes en waarom?

(Vinden) je moeder ook dat jij zo hard werkt?
A
vind, want er staat je achter de pv
B
vindt, want je moeder is een ander
C
vind, want er staat jij in de zin

Slide 19 - Quiz

Moet de docent volgende keer nog iets extra uitleggen of oefenen?

Slide 20 - Question ouverte

Welke opmerking past het beste bij de les?
Duidelijk en leerzaam
Saai en niet leerzaam
Ik wil nog wel wat extra oefenen.
Het gaat heel goed!
Wel oké.

Slide 21 - Sondage

Maken/huiswerk

Maak alle online opdrachten van Spelling (werkwoordspelling!) H3 over de verleden tijd van sterke werkwoorden.


Slide 22 - Diapositive