3.5 Woorden

3.5 Woorden
p. 167
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

3.5 Woorden
p. 167

Slide 1 - Diapositive

Woordenlijst p. 167-168

Leren: van links naar rechts
Bij synoniemen: leer slechts 1 betekenis!

Slide 2 - Diapositive

MAken: opdr. 3 t.e.m. 10 
p. 169-172

Slide 3 - Diapositive

opdracht 3

Slide 4 - Diapositive

opdracht 4
a. eigen antwoord
b. blijdschap, boosheid, verdriet, minachting, walging, neutraal, angst, verbazing 

Slide 5 - Diapositive

opdracht 5
a. Welke emoties iemand daadwerkelijk heeft, bepalen we op basis van zaken die om hem of haar heen gebeuren – de context. 
b. foto 1: zin 1
     foto 2: zin 2
c. Je hebt de context van een foto of de hele lichaamshouding van iemand nodig om te zien wat de gezichtsuitdrukking echt betekent. Uit alleen de gezichtsuitdrukking trek je een verkeerde conclusie. 

Slide 6 - Diapositive

opdracht 6
a. 
b. eigen antwoord
c. Soms is het onduidelijk (zelfs bij wetenschappers) of iets aangeleerd is of aangeboren. 

Slide 7 - Diapositive

opdracht 7
a. Bijvoorbeeld: sommige emoji’s betekenen iets wat hoort bij de Japanse cultuur, niet bij de onze. Of er zijn veel emoji’s voor Japans eten of Japanse treinen. 
b. Emoji’s worden in steeds meer culturen gebruikt. 
c. eigen voorbeeld

Slide 8 - Diapositive

opdracht 8
a+b eigen antwoord
c. a teleurgestelde emoji met zweetdruppel
b iemand die van zijn eten aan het genieten is
c een gezicht in een ongemakkelijke situatie
d iemand die een diepe buiging maakt
e vrouw die aangeeft dat alles oké is 
f iemand die achter een informatiedesk werkt en vraagt hoe ze kan helpen
g iemand die een hoofdmassage krijgt
h feestvierende handen 

Slide 9 - Diapositive

opdracht 9
a. neutraal
2. de communicatie
3. daadwerkelijk
4. de context
5. element 
6. nuanceren

Slide 10 - Diapositive

Antoniemen
= woorden met een tegengestelde betekenis
            bv. Het antoniem van donker is ....
= vaak kun je een antoniem vinden na een tegenstellend signaalwoord zoals 'maar', 'daarentegen', 'juist' of 'in tegenstelling tot'

Slide 11 - Diapositive

voorvoegsels en achtervoegsels
Je kunt antoniemen vaak herkennen aan de volgende voor- of achtervoegsels:
- in-  (correct > incorrect)                     - anti-  (virus > antivirus)
- on- (opvallend > onopvallend)         - contra- (spionage > 
- niet- (roker > niet-roker)                          contraspionage)
- non- (fictie > non-fictie)                     - -loos (emotie >                          
                                                                                 emotieloos)

Slide 12 - Diapositive

Maken:
opdracht 15

(zoek de woorden in de woordenlijst!)

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive