Cette leçon contient 26 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
de tekst
In deze tekst staan allemaal tips voor het maken van een sinterklaasgedicht.
Slide 2 - Diapositive
Leesdoel sessie 1
Ik weet wat voor soort tekst dit is en wat de belangrijkst boodschap is.
Slide 3 - Diapositive
De actief tekst lezen
Tijdens het lezen van de tekst maak je een filmpje in je hoofd. Onderstreep je de hoofdzaken.
timer
5:00
Slide 4 - Diapositive
Deze tekst bestaat uit een inleiding, kern en een slot.
Trek twee lijnen; één tussen de inleiding en de kern en één tussen de kern en het slot.
timer
4:00
Slide 5 - Diapositive
opdracht 1
In de tekst staan tien tips genoemd die jou kunnen helpen. Bespreek de tips samen met een maatje. Begrijpen jullie wat er bedoeld wordt bij iedere tip?
timer
5:00
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
opdracht 3
Wat hoopt de schrijver te bereiken door jou deze tips te geven?
Slide 8 - Diapositive
opdracht 4
welke tip s het meest belangrijk voor jou? En waarom?
Slide 9 - Diapositive
Wat heb je geleerd in deze sessie?
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
WEET JE NOG!
soort tekst belangrijkste boodschap
Slide 12 - Diapositive
Leesdoel sessie 2
je leert de betekenis van een aantal moeilijke woorden.
Gaat nadenken over een rijmschema en rijmwoorden.
Slide 13 - Diapositive
actief lezen
Lees de tekst en onderstreep de moeilijke woorden. En zet een vraagteken bij stukjes die je niet begrijpt.
timer
5:00
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Synoniemen
Slide 16 - Diapositive
BEELDSPRAAK IS FIGUURLIJK TAALGEBRUIK
Er wordt iets anders bedoeld dan er gezegd wordt.
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Wat heb je geleerd in deze sessie?
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Weet je nog!
Wat waren de 10 tips?
Slide 24 - Diapositive
Leesdoel sessie 3
Je leert de 10 tips toepassen in je gedicht.
Slide 25 - Diapositive
opracht 1
Je schrijft het gedicht voor wie jij het loodje hebt getrokken.
Je gebruikt de tips.
Je maakt eerst een kladversie.
Daarna schrijf je de nette versie.
Let op! de naam voor wie het gedicht is schrijf je thuis pas op.