3 VWO LSJ chp. 4

3 VWO chp. 4 / Parler
DOEL: 
- ZEGGEN OF JE ERGENS MEE EENS BENT
- ARGUMENT EN MENING GEVEN OVER IETS
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

3 VWO chp. 4 / Parler
DOEL: 
- ZEGGEN OF JE ERGENS MEE EENS BENT
- ARGUMENT EN MENING GEVEN OVER IETS

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Hoe maak je een bijwoord in Frans?
1. Het bijv. nmw eindigt op een klinker?                    Je zet er -ment achter.
2.Het bijv. nmw eindigt op een medeklinker?                  je maakt eerst vrouwelijk vervolgens zet je - ment erachter.
Voorbeeld: lent                lente                lentement
                        Heureux                heureuse                heureusement
timer
5:00

Slide 3 - Diapositive

Onregelmatig bijwoorden:
1. Het bijv. nmw eindigt op een ant of ent?                  Je zet er -mment achter.

Voorbeeld: Prudent       prudemment
                        Méchant      méchamment
                        Suffisant      Suffisamment
timer
5:00

Slide 4 - Diapositive

Wat zijn bijwoorden?

Bijwoorden ...
A
geven extra informatie bij een werkwoord.
B
geven extra informatie bij een zelfstandig naamwoord.
C
geven extra informatie bij een bijvoeglijk naamwoord.
D
geven extra informatie bij een ander bijwoord.

Slide 5 - Quiz

Een bijwoord kan iets over een ander bijwoord zeggen.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Wat is het Franse bijwoord voor:
snel?
A
rapide
B
vite
C
rapidment
D
vitement

Slide 7 - Quiz

Zet in de zinnen het bijvoord die hoort bij het gegevens bijvoeglijk naamwoord
1. (vrai) Elle chante.........................................................................................................................................................bien, cette fille.
2.(bon) Tu parles ......................................................................................................................................................................le français?
3.(meilleur) Nous parlons..............................................................................................................................................le néerlandais.
4.(prudent) Vous marchez........................................................................................................................................dans l'obscurité.
5.(attentif) Il écoute ..................................................................................................................................................................la musique.
6.(heureux) ...................................................................................................................................................que tu as une bonne note

Slide 8 - Question ouverte

Tekst
Onregelmatig gevormde bijwoorden
bon (goed)
meilleur (beter)
mauvais (slecht)
gentil (aardig)
énorme (enorm)
long (lang)
patient (geduldig)
prudent (voorzichtig)
méchant (gemeen)
violent (heftig)
Gentiment
Meilleurement
Gentillement
Énormément
Longtemps
Longement
patiemment
prudemment
méchantement
mal
violemment
mieux
bonnement
bien
Énorment
méchamment
violentement
prudentement
patientement
mauvaisement

Slide 9 - Question de remorquage

Bijwoord
Bijvoeglijk nw
bon
mal
belle
méchant
très
souvent
lent
longtemps
vrai
bien
trop
doux
mieux

Slide 10 - Question de remorquage

Maken:
 Opdracht: 8C, 8D, 8E
van Unité 4:

Slide 11 - Diapositive

Ik weet wat een bijwoord is en hoe ik het bijwoord maak in het Frans!
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Sondage