3.3 monohybride kruisingen

BORD
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 6 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

BORD

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

biologie 3.3 - kruisingen

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stamboomopdracht
  • CHECK JE MAIL! (do)
  • stamboom eigen familie
  • voldoet aan eisen -> levert bonuspunten op
  • inleveren tijdens toetsmoment

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

LESDOELEN
* Je hebt autosoom / geslachtschromosoom / lichaamscel / geslachtscel / recessief / dominant / homozygoot / heterozygoot herhaald met behulp van de LessonUp. Maak aantekeningen!

* Je kunt een kruisingsschema opstellen van een monohybride kruising (volg de uitleg als je die nodig hebt!). Maak aantekeningen!

* Je hebt de opgaven 25 t/m 32 gemaakt. 




Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij mensen is het allel voor rechtshandigheid (A) dominant over het allel voor linkshandigheid (a). Nadine is linkshandig. Haar vader is ook linkshandig.

AIs de vader van Nadine homozygoot of heterozygoot voor linkshandigheid? Leg je antwoord uit. [2p]

Slide 5 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De moeder van Nadine is rechtshandig.

Is de moeder van Nadine homozygoot of heterozygoot voor rechtshandigheid? Leg je antwoord uit. [3p]

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Een dominant gen komt tot uiting als er geen recessief gen aanwezig is.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Het allel voor een 'wipneus' (a) is recessief ten opzichte van het allel voor 'geen wipneus' (A).
Wat kan het genotype zijn van iemand zonder wipneus?

A
AA of aa
B
AA of Aa
C
Aa of aa
D
Alleen AA

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

We zien hier een gespikkelde kip.
Hoe noemen we de manier waarop de allelen voor veerkleur zich uiten?
A
co-dominant
B
volledig dominant
C
heterozygoot dominant
D
onvolledig dominant

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke kat heeft een intermediair fenotype?
Soms wordt een kat met het genotype van een Siamese kat aangezien voor een Tonkinese kat. Leg dat uit.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer een Siamese kat opgroeit in een koude omgeving, zal de vacht soms koeler worden dan 33 °C, waardoor het enzym tyrosinase actief wordt. Daardoor wordt er meer van het pigment eumelanine gevormd en wordt de vacht donkerder. De Siamese kat kan dan worden aangezien voor een Tonkinese kat.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een hamster met zwart haar paart met een hamster met wit haar. Ongeveer de helft van de jongen heeft wit haar. De andere hamsters hebben zwart haar.
Welke conclusie kan hieruit getrokken worden?
A
Beide hamsters zijn homozygoot
B
Een van de hamsters is homozygoot en de andere is heterozygoot
C
Wit haar is dominant en zwart haar is recessief
D
Zwart haar is dominant en wit haar is recessief

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een ziekte is dominant, en wordt aangeduid met 'A'.

Wat is het genotype van de gezonde personen?
A
AA
B
Aa
C
AA of Aa
D
aa

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een ziekte is dominant, en wordt aangeduid met 'A'.

Wat is het genotype van de door de ziekte aangedane personen?
A
AA
B
Aa
C
AA of Aa
D
aa

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening
Bij bananenvliegjes is het allel voor lange vleugels (A) dominant over het allel voor korte vleugels (a).
a. Welke genotypes behoren bij een langvleugelige vlieg?
b. Wat is het genotype van een kortvleugelige vlieg? 
c. Werk een kruising uit tussen twee langvleugelige vliegjes die kortvleugelige nakomelingen krijgen.
d. Hoeveel procent van de vliegjes zijn kortvleugelig?

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Drager
Een heterozygoot individu heeft het dominante fenotype maar is drager van het recessieve allel.

Hij/zij kan dus wél het recessieve allel doorgeven en zorgen voor recessieve fenotype in de voldoende generatie.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stamboom
In een stamboom let je goed op de legenda.
           
            Man


            Vrouw

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stamboom
Om te zoeken naar welk allel dominant is:
Ga je in een stamboom op zoek naar een kind met een afwijkend fenotype van de ouders.

Je weet dan de genotypes van ouders (Aa) en kind (aa).

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefenvraag
Welke eigenschap is dominant? C of D?

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefenvraag
Welke eigenschap is dominant? C of D?
Aa
Aa
aa

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Is de eigenschap (zwart) dominant of recessief?
A
Dominant
B
Recessief
C
Te weinig informatie

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

planning
week 51                           instaptoets (3.1 / 3.2)
week 2                             (3.1 / 3.2) en 3.3 
week 3                             3.4 en herhalen
week 4                              TOETSWEEK H1 + H2 + H3 t/m 3.4        

Je werkt dit hoofdstuk volgens je eigen tempo.                        

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het leukste wat je hebt gedaan tijdens de vakantie?

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 24 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 25 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

4

Slide 26 - Vidéo

caudate = motoriek en leren
putamen = regelen van beweging en leren
00:33
Leg in je eigen woorden uit wat de ziekte van Huntington doet in het lichaam.

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

00:54
Wat betekent het als een afwijking autosomaal is?

Slide 28 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

01:28
Wat is glutamine?
A
een nucleotide: een bouwsteen van DNA
B
een aminozuur: een bouwsteen van een eiwit
C
een vetzuurketen: een bouwsteen van vet
D
een glucose: een bouwsteen van koolhydraten

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

01:53
Wat is een neuron?

Slide 30 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

lichaamscel - geslachtscel

lichaamscel

geslachtscel

autosoom

geslachtschromosoom

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


autosoom - geslachtschromosoom
lichaamscel

geslachtscel

autosoom

geslachtschromosoom

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe zat het ook alweer?
* hoe noteer je een intermediair fenotype?

* kan je heterozygoot zijn op een homoloog chromosoom?




Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe zat het ook alweer?
* hoe noteer je een intermediair fenotype?
Een hoofdletter (meestal A, bij bloedgroepen I)
met daarboven in kleine letters de allelen. 

rode bloem x      witte bloem    = roze bloem 
ARAR              x       AWAW              = ARAW      




Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Let's go!
* opdrachten maken: doe er zo veel mogelijk!
Maak nu eerst opdracht 37, 38 en 39 over Huntington. 
Lukt dat niet? Begin bij opdracht 29.
- kruisingsschema's maken en conclusies trekken over F1 en F2
- testkruisingen maken en conclusies trekken over P
- stambomen maken en aflezen

 * maandag bespreken X-chromosomaal en andere vragen!

                                                                                                 


Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 36 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 37 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 38 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

 alweer?

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 40 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik kan een kruisingsschema maken.
Ik weet ook hoe je een intermediair fenotype moet noteren.
A
ja op beide
B
ja op kruisingsschema
C
ja op intermediair
D
nee op beide

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik kan uit de verhoudingen van de fenotypen van de nakomelingen het genotype van de ouders afleiden.
A
ja
B
nee

Slide 42 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik kan uit een stamboom opmaken welk allel dominant is en welk recessief.
A
ja
B
nee

Slide 43 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef deze les beoordeling.
A
Onvoldoende!
B
Voldoende.
C
Goed.
D
Zeer goed!

Slide 44 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Leg je beoordeling uit:
Wat vond je goed? Wat kan er beter?

Slide 45 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions