Stoornis in de sociale omgang, bijv. niet aankijken.
Moeite met het zich inleven en verplaatsen in de ander
Weinig begrip van sociale situaties
Moeite met wisselende en onzichtbare sociale betekenissen
Stoornis in de communicatie
Moeite met abstract en vaag taalgebruik: denk aan het gebruik van woorden zoals vaak, soms, ooit, weinig enz.
Moeite met figuurlijk taalgebruik: denk aan ironie of uitdrukkingen 'de aap uit de mouw'
Moeite met non-verbale communicatie: denk aan gezichtsuitdrukkingen, gebaren en intonatie
Stoornis in de verbeelding
Rigide handelen : routines in de tijd, dingen doen in een bepaalde volgorde
Voorkeur voor vaste routines en regels
Beperkte, eenzijdige interesses
Weerstand tegen veranderingen