Burgerschap Blok 1 - Mening vormen les 2

• Burgerschap
• MBO
• Studiejaar 1

Burgerschap Blok 1

MENING VORMEN

MENING VORMEN

Lesdoelen

Aan het eind van deze les:

1. weet je het verschil tussen feiten en meningen.
2. herken je feiten, meningen en argumenten in een tekst.
3. kun je argumenten geven in een discussie of gesprek.

Wat is een argument?

Om je mening sterker te maken gebruik je argumenten. 

Je legt uit waarom je iets wel of niet vindt.

Feit, mening, of argument?
"Omdat ik online les volg kan ik mij beter concentreren"

1. Feit
2. Mening
3. Argument
4. Geen idee

Feit, mening, of argument?
"Jij volgt een opleiding bij het ROC"

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Feit, mening, of argument?
"Chocolade is lekker zoet"

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Feit, mening, of argument?
"Ik vind dat lekker omdat het zoet is"

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Feit, mening, of argument?
Erik heeft een mooie bril van goud.

1. Feit
2. Mening
3. Argument
4. Geen idee

• Feiten: kun je controleren -> waar of niet waar?
  
• Mening: iets wat iemand persoonlijk denkt of vindt -> mee eens of oneens?
   Een mening herken je aan: ik vind, ik denk dat, volgens mij 
  
• Argumenten: de reden/uitleg waarom jij iets denkt of vindt. Je herkent een argument aan signaalwoorden zoals want, omdat, daarom, enz.                                                                                                                           LET OP! Soms zegt iemand iets alsof het een feit is. 
  Bijvoorbeeld: 'Rijlessen zijn veel te duur.'                                              Maar, je kunt hier 'ik vind' voor zetten. Het is dus een mening. 

Feiten, meningen en argumenten

Vragen bij filmpje

1. Welke feiten worden er in het filmpje benoemd?
2. Zijn deze feiten waar of onwaar?
3. Welke mening wordt in dit filmpje benoemd?
4. Welke argumenten worden daarbij gegeven?

Is het een FEIT of een MENING?

FEIT

MENING

Ik vind jouw jas echt lelijk. 

Dat was echt dom wat ze zei over jou. 

Ik heb gehoord dat mijn opa gisteren met zijn fiets is gevallen met de fiets.

Hij was gister niet bij het eten blijkbaar vindt hij het niet leuk om met ons uit eten gaan.

Als je melk lang genoeg schudt, krijg je boter.

Als ik niet goed mijn best doe op school haal ik geen diploma.

Geef je mening met argumenten

Stelling:

"Online les krijgen is beter dan les krijgen op school"

Evaluatie

1. weten jullie het verschil tussen feiten en meningen?
2. kunnen jullie feiten, meningen en argumenten in gesprekken en tekst herkennen?
3. kunnen argumenten geven bij jullie mening in een discussie of gesprek?

Wat vond je van deze les?

EINDE