les 2 Bereiden van maaltijden

Bereiden van maaltijden

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
VoedingMBOStudiejaar 1,2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Bereiden van maaltijden

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is gezonder voor de mens, verzadigde vetten of onverzadigde vetten?
A
Verzadigde vetten
B
Onverzadigde vetten

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Energie wordt in je lichaam o.a gebruikt voor het op peil houden van de lichaamstemperatuur.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de schijf van 5?
5 vakken met...
A
... minder goede producten waar je niets uit mag nemen
B
... vette dingen waar je 1 keer per week iets uit mag kiezen
C
... goede producten waar je ieder dag iets uit kiest. Uit het ene vak wat meer dan het andere
D
... goede en minder goede producten door elkaar. Je kiest zelf de goede producten

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welke voedingsmiddelen
zitten vooral veel eiwitten?
A
B
C
D

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Deze les leer je
  • De eetproblemen benoemen en uitleggen
  • 3 oorzaken van ondervoeding noemen
  • In eigen woorden uitleggen wat ondervoeding is
  • wat je moet doen bij een bewoner met hypo of hyper

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waaraan denk je bij een eetprobleem?

Slide 7 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Meest voorkomende eetproblemen

* Anorexia Nervosa
* Boulimia Nervosa
* Eetbuistoornis

Noem per eetprobleem 1 kenmerk (zie blz. 25)

Slide 8 - Diapositive

Anorexia: extreme aandacht voor eten en gewicht, niet eten, braken -> mager

Boulimia: extreme eetbuien, braken, laxeren -> overgewicht

Eetbuistoornis: extreme eetbuien -> veel te zwaar
Welke functie van voeding beïnvloedt een eetstoornis
A
sociale functie
B
biologische functie
C
maatschappelijke functie
D
emotionele functie

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Voeding en dieet hebben invloed op de aandoening



Energiebeperkt dieet bij overgewicht

Energieverrijkt dieet wanneer zorgvrager moet aansterken

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer een zorgvrager moet aansterken kun je astronautenvoeding gebruiken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Eigen keuze voedingspatroon
Flexitarisch
Vegetarisch
Veganistisch

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

flexitarisch
vegetarisch
veganistisch

Slide 13 - Question de remorquage

flexitarisch: wel vlees, vis en zuivel maar kleine porties
vegetarisch: geen vlees, wel dierlijke producten (kaas, ei)
veganistisch: ook geen boter, melk eieren. Peulvruchten, noten/zaden, sojaproducten belangrijk voor eiwitten, vitamines, mineralen.
maak:
opdracht 34

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Koolhydraten
Worden ook wel suikers genoemd


40-70% van de dagelijkse brandstof komt uit koolhydraten

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Koolhydraten
     goede koolhydraten = langzame



slechte koolhydraten = snelle 

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Diabetes
Type I: vaak al op jonge leeftijd ontdekt. insuline spuiten.
Type II: vaak op latere leeftijd (overgewicht) 
                => daardoor soms ook bij kinderen


Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Evenwichtig eetpatroon
Koek, gebak, chocolade en snoep te laten staan
‘langzame’ koolhydraten= volkorenproducten
Goede verhouding tussen voedsel en activiteit 

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

hypo: laag suikergehalte
hyper: hoog suikergehalte
=> regelmatig eten, en bij extra inspanning extra koolhydraten (gelijkmatige bloedsuiker)
Jouw taak bij hypo of hyper
  • Cliënt niet alleen laten
  • Zorgen dat de omgeving veilig is
  • Hypo: Koolhydraten (b.v. druivensuiker, blikje gewone cola ) 
  • Hyper: insuline toedienen (VZ/VP)
  • veel drinken (water)

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Insuline is een belangrijke stof voor het lichaam
A
Niet waar
B
Waar

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Diabetes type 2 ontstaat wanneer je jong bent
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Diabetes komt steeds meer bij kinderen voor omdat veel kinderen overgewicht hebben
A
Onjuist
B
Juist

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een hypo is je;
A
bloedsuiker te laag
B
is bloedsuiker te hoog

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Iemand met diabetes
A
mag geen suiker eten
B
moet heel veel sporten
C
moet regelmatig eten
D
moet weinig eten

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Maken
Opdracht 35 t/m 40

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions