Zinnen begrenzen

Zinnen begrenzen
&
verwijzen

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Zinnen begrenzen
&
verwijzen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lees maar voor!
Als je een zin schrijft zonder komma's en punten krijg je dus zoiets en dat is supervervelend om te lezen ook wordt het lastig om te begrijpen waar het einde van je verhaal is doordat je niet zo goed weet waar een zin begint en eindigt waardoor je dus weer volledig de weg kwijt bent en je je afvraagt of je het eigenlijk nog wel kan volgen
Wat gaat hier niet goed?
Doel?
  • Je kunt zinnen juist begrenzen.
  • Je kunt een onjuist begrensde zin herkennen en verbeteren

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat?
  • Begrenzen: hoofd- en bijzin
  • Verwijzen

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

 Hoofdzin 
Er kan geen ander zinsdeel tussen het onderwerp en de persoonsvorm staan. De persoonsvorm en het onderwerp staan dus naast elkaar. 

  • Het is alweer bijna lente. Daar hebben we allemaal heel veel zin in.


Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bijzin
Er kan wél een ander zinsdeel tussen het onderwerp en de persoonsvorm staan. Onderwerp en persoonsvorm staan niet naast elkaar.

  • Rico gromde, omdat hij de buurman eng vond
  • Ria deed de deur dicht, zodat Rico niet naar binnen kon.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Gisteren was ik niet op school. Vandaag ben ik er weer.
A
Bijzin - bijzin
B
Hoofdzin - hoofdzin
C
Hoofdzin - bijzin
D
Bijzin - hoofdzin

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

We hebben zin in school, omdat de vakantie lang genoeg geduurd heeft.
A
Hoofdzin - bijzin
B
Bijzin - hoofdzin
C
Hoofdzin - hoofdzin
D
Bijzin - bijzin

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zinnen begrenzen: hoe?
  • Zet een punt aan het einde van gewone zinnen.
  • Zet een vraagteken na een vraag.
  • Zet een komma tussen twee persoonsvormen
  • Zet een komma voor een voegwoord.
  • Zet (meestal) geen komma voor en en of. 
  •  Verbind alleen hoofdzinnen met en, maar, of, want, dus.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zinnen onjuist begrenzen
  • twee hoofdzinnen onterecht aan elkaar plakken door een komma (hoofdzin "komma"  hoofdzin)

Gisteren was ik niet op school, vandaag ben ik er weer.
Het is alweer bijna lente, daar hebben we allemaal heel veel zin in. 

  • Gisteren was ik niet op school. Vandaag ben ik er weer.
  • Gisteren was ik niet op school en vandaag ben ik er weer.
  • Het is alweer bijna lente; daar hebben we allemaal heel veel zin in. 
  • Het is alweer bijna lente en daar hebben we allemaal heel veel zin in. 
  • Het is alweer bijna lente. Daar hebben we allemaal heel veel zin in. 

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zinnen onjuist begrenzen
  • Een zinsdeel (bijzin) dat bij een zin hoort ten onrechte los laten staan en afsluiten met een punt.

We hebben zin in de vakantie. Omdat we dan zelf onze tijd in kunnen delen.
Hij heeft heel hard getraind. Zodat hij nu de marathon kan lopen.
  • We hebben zin in de vakantie, omdat we dan zelf onze tijd in kunnen delen.

  • Hij heeft heel hard getraind, zodat hij nu de marathon kan lopen.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Goed of fout?
IIn de vakantie heb ik veel legpuzzels gemaakt, ik verveelde me te pletter.

Slide 11 - Diapositive

twee hoofdzinnen. Verbinden met 'want'.
Goed of fout?
Ik kreeg enorm veel cadeaus. Omdat ik jarig ben.

Slide 12 - Diapositive

Bijzin met komma aan hoofdzin plakken.
... cadeaus, omdat ....
 En nu iets heel anders ...

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De-woorden zijn
A
Mannelijk
B
Onzijdig
C
Vrouwelijk
D
Mannelijk of vrouwelijk

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Naar het-woorden verwijs je met
A
Deze en dat
B
Dit en dat
C
Deze en die
D
Die en dat

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als u wilt dat ik deze brief naar al onze klanten stuur, zult u ... wel eerst moeten ondertekenen.
A
Hem
B
Haar
C
Het
D
Dit

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als de onderzoekscommissie belastende uitspraken doet, kan alleen de rechter ... het zwijgen opleggen.
A
Hem
B
Haar
C
Het
D
Die

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Na de omwenteling kon de Libische bevolking eindelijk middels verkiezingen ... stem laten horen.
A
Zijn
B
Haar

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Heeft de arts ... niet verteld dat ... in de tropen veel risico lopen op besmettelijke ziekten?
A
Hen, ze
B
Hun, ze
C
Hen, hun
D
Hun, hun

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dat - wat - wie - waar

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Dat of wat?
Het verwijswoord dat gebruik je alleen als je verwijst naar een het-woord:
Het spel dat ik speel is erg moeilijk.
Zie je het huis dat daar staat?

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat
Het verwijswoord wat gebruik je op meerdere manieren

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Verwijzen naar een onbepaald voornaamwoord
Onbepaalde voornaamwoorden zijn woorden als: alles, iets, niets, het enige

Alles wat ik doe, gaat fout. 
Het enige wat ik zie, is mist.
Er is niets wat me tegen kan houden.

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

2. Verwijzen naar een overtreffende trap

Die show is het mooiste wat ik ooit gezien heb.
Het lekkerste wat ik ooit gegeten heb, is sushi. 
Is dat het gekste wat je ooit gedaan hebt?

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

3. Verwijzen naar een hele zin

We gingen met z'n allen op vakantie naar Frankrijk, wat ik erg leuk vond. 

De Zuidelijke Europese landen hebben hun betalingsbalans niet op orde, wat tot veel onrust leidt op de financiële markten.

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het geld ... hij geleend had, was al snel opgemaakt.
A
Dat
B
Wat

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik ga die wedstrijd winnen, al is dat het laatste ... ik doe!
A
Dat
B
Wat

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie of waar?
  • Bij personen: voorzetsel + wie
De bakker, over wie veel geruchten rondgaan, heeft dit jaar weinig brood verkocht. 

  • Bij zaken: waar + voorzetsel
De printer waarover zoveel geklaagd wordt, is nu echt kapot.

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag
  • Nieuw Nederlands
  • Nieuw Nederlands digitaal (klaargezet)
  • Linkjes via planner

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions