AMS H2C Kap. 9 W13 S1 NK

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

H2C Kapitel 9 Neue Kontakte flex

Heimunterricht

Narzissen / Osterglocken

Planung dieser Stunde

1  Anwesend?      

2 Hörverstehen üben (10 Minuten)

3 Kapitel 9  (bis 10 Minuten)

4 Aufteilung in 2 Gruppen, Heimgruppe und Schulgruppe (bis 10 Minuten pro Gruppe)

5 Ende der Stunde mit den letzten  Fragen (Feedback)

        

Info am Anfang

wichtiger Termin, Klassenarbeit Kapitel 9 Woche vom 12 und 19 April! ?? Noch nicht definitiv!

    Und Hausaufgaben

    Diese Woche: Aufgaben 2 (5) (12) 14, 19 und 20 (?) kann, muss nicht

    Nächste Woche: Machen: 6 (7) 13 15 und 20
                                       Lernen: Wörterliste B 2. Spalte
                                       Kennen: Wörterliste B 2. Spalte

LessonUp     Klassecode

                        

2 Hörverstehen

https://www.wdrmaus.de/filme/sachgeschichten/bobbahn.php5

ab Minute 8:00

7 Fragen zum Film

Was ist eine Plane?
9:24

1. plan
2. net
3. doek/deken

Was machen sie mit dem Schnee?
10:14

Was wird mit dem Schnee gemacht?
10:54

Wie heiBt der Rodelschlitten wobei man mit dem Kopf nach vorn rodelt?
11:44

1. Rennrodelschlitten
2. Skeleton

Wie schnell fährt man mit dem Taxibob ungefähr?
12:24

1. ungefähr 120 Kmh
2. ungefähr 130 Kmh
3. ungefähr 140 Kmh
4. keine Ahnung

Wie lange dauert die Fahrt?
13:44

1. 38 Sek.
2. 58 Sek.
3. 68 Sek.
4. 86 Sek.

Würde sie noch einmal eine Bobfahrt machen?
14:20

1. Ja
2. Nein
3. Jein

3 Kapitel 9 (bis 10 Minuten)

1 persoonlijk voornaamwoord  // persoonsvorm

2 onderwerp (Nominativ =1.) 

   lijdend voorwerp (Akkusativ=4.)  

   meewerkend voorwerp(Dativ=3.)

3 Präpositionen +4  und +3

4 Personalpronomen

Welke vormen van het Nederlandse woord ken je.    zu nach in

in +4 => naar binnen gaan + landen met lidwoord

nach  => aardrijkskundige namen en bij vaste combinaties (Hause / links / rechts / oben / unten

zu + 3 => personen + dingen

3 Kapitel 9 Grammatik Seite 180 Nr.16

Personalpronomen (alle) und Präpositionen 3./4. Fall

Personalpron.

Nominativ=O

ich

du 

er

sie

es

wir

ihr

sie

Sie

Voorzetsels met mee-werkend  voorwerp:

Seite 181/17

aus 

bei 

mit 

nach 

seit 

von

zu

Pers.pron.

Akkusativ

mich

dich

ihn

sie

es

uns

euch

sie

Sie

pers.vnw

onderwerp

ik

jij

hij

zij

het

wij

jullie

zij (mv)

u

Voorzetsels met  lijdend voorwerp: 

Seite 181/18

durch

für

gegen 

ohne

um

Pers.pron. 

Dativ=Mvw

mir

dir

ihm

ihr

ihm

uns

euch

ihnen

Ihnen

Welke vormen van het Nederlandse woord ken je.    zu nach in

in +4 => naar binnen gaan + landen met lidwoord

nach  => aardrijkskundige namen en bij vaste combinaties (Hause / links / rechts / oben / unten

zu + 3 => personen + dingen

Welk persoonlijk vnw moet je bij 1 invullen en waarom?

1 Zij geht immer 2 met ons einkaufen 3 bij hem.

Welk persoonlijk vnw en voorzetsel moet je bij 2 invullen en waarom?

1 Zij geht immer 2 met ons einkaufen 3 bij hem.

Welk persoonlijk vnw en voorzetsel moet je bij 3 invullen en waarom?

1 Zij geht immer 2 met ons einkaufen 3 bij hem.

Welk persoonlijk vnw moet je bij 1 invullen en waarom?

1 Het boek wurde 2 door hem geschrieben und 3 van Libris Uitgeverij (= der Verlag) gedruckt.

Welk persoonlijk vnw en voorzetsel moet je bij 2 invullenen waarom?
1 Het boek wurde 2 door hem geschrieben und 3 van Libris Uitgeverij (= der Verlag) gedruckt.

Welk persoonlijk vnw en voorzetsel moet je bij 3 invullen en waarom?
1 Het boek wurde 2 door hem geschrieben und 3 van Libris Uitgeverij (= der Verlag) gedruckt.

Hoe ging het met de persoonlijke vnw?

1. super
2. goed
3. gemiddeld
4. slecht

Ken je de rijtjes van de persoonlijk vnw al?

1. ja
2. nog niet goed genoeg
3. nee

Wil je nog extra oefeningen / uitleg hebben?

4 Aufteilung der Klasse in Gruppen

Schulgruppe 

Heimgruppe

Ziel: Gespräch führen über fortgang.

Hausaufgaben. Hat das geklappt? Alles klar? noch Fragen?

oder  

Machen: 6 (7) 13 15 und 20

Lernen: Wörterliste B 2. Spalte

Kennen: Wörterliste B 2. Spalte

5 Ende der Stunde

Fragen zum Schluss.

Welke vormen van het Nederlandse woord ken je.    zu nach in

in +4 => naar binnen gaan + landen met lidwoord

nach  => aardrijkskundige namen en bij vaste combinaties (Hause / links / rechts / oben / unten

zu + 3 => personen + dingen

Hoe gingen de grammatica zinnen?

Wil je extra instructie?

Wil je extra oefeningen?

Ben je tevreden over wat je in deze les gedaan hebt met het vak Duits?

Bedankt voor jullie aandacht!

Tot de volgende keer.

Vragen via de mail of als we nog tijd over hebben,  wacht nog even, dan sta ik je te woord.