Theme 3, lesson 2

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Theme 3, lesson 2

- Check homework

- Stone 6

- Grammar 6

- Quiz

- Homework

Homework:

Stone 6

- Mark ex 9 + 10

Past Simple

Moment in het verleden:

Yesterday, a week ago, last month

Werkwoord + ED

of rij 2

Present Perfect

FYNE JAS:

For, yet, never, ever, just, already, since

Have/Has + werkwoord + ED

of rij 3

Past Simple

De past simple is de simpele verleden tijd. Deze vorm gebruik je als iets in het verleden is gebeurd en nu ook is afgelopen. Vaak staat er een tijdsaanduiding in de zin.

I walked to school yesterday.

She bought a new phone last week. 

Hoe maak je de Past Simple?

De past simple kun je op 2 manieren maken. Dit heeft te maken met het of het woord regelmatig of onregelmatig is. 

- Regelmatig = vaste manier van werkwoord vervoegen

- Onregelmatig = eigen vorm

Past Simple regelmatige werkwoorden

Bij regelmatige werkwoorden maak je de past simple door +ed achter het werkwoord te zetten.

call       -  called

talk       -  talked

play      -  played

Past Simple onregelmatige werkwoorden

Onregelmatige werkwoorden hebben een eigen unieke vorm in de verleden tijd. Het 2e rijtje van de lijst met onregelmatige werkwoorden.

Wanneer gebruik je de Present Perfect?

De present perfect gebruik je als je het hebt over iets wat in het verleden begonnen is en wat nu nog doorgaat of waar je nu nog het effect van ziet.

In het Nederlands hebben wij hier geen aparte werkwoordsvorm voor.

I have lived here since 2002                 -  Ik woon hier al sinds 2002.

She has worked there for 4 years.     -  zij werkt daar al 4 jaar.

I have studied very hard so I                 - Ik heb hard geleerd en dus mijn toets
passed my test.                                             gehaald.

Hoe maak je de Present Perfect?

Ook de present perfect maak je door een soort 'formule' te volgen. Namelijk:

Have/has + voltooid deelwoord

Stap 1: Kijk wie of wat het onderwerp is en kies have of has. 
Has gebruik je bij he/she/it en have gebruik je bij de rest.

Stap 2: Maak het voltooid deelwoord van het werkwoord.

Kort samengevat

Vorm	Wanneer gebruik je het?	Hoe maak je het?
Past Simple	Iets is in het verleden gebeurd en afgelopen. (vaak staat er een tijdsaanduiding in de zin)	Regelmatige ww: +ed Onregelmatige ww: 2e rijtje
Present Perfect	Iets is het verleden begonnen en gaat nu nog door of je merkt het effect er nog van. (vaak staat er 'since' in de zin)	Have/has + voltooiddeelwoord

She won't talk to me because I ______ her.

1. hurt
2. have hurt

My parents _____ in 1990.

1. met
2. have met

We ______ friends for 6 years now.

1. were
2. have been

We ______ to Spain last summer. (to go)

1. went
2. have gone

I can't do my homework because I ____ my laptop.

1. lost
2. have lost

I _____ to take out the trash yesterday.

1. forgot
2. have forgotten

We ... home after the match yesterday

1. went
2. have gone

My dog ... since Friday

1. didn't eat
2. hasn't eaten

He ... at the supermarket last weekend

1. worked
2. has worked

In 2017 they ... to London

1. went
2. have gone

I ... my penpal yet. I hope I will someday!

1. didn't meet
2. haven't met

I'm tired. I ... this hard before!

1. never worked
2. have never worked

I ... football the day before yesterday.

1. played
2. have played

My sister and I ... the horses yesterday

1. fed
2. have fed

You __ my question yet.
(answer - not)

She __ the piano for over ten years now. (play)

When I passed by, a little girl __ through the fence. (peek)

She __ to buy that car.
(want - always)

I am not sure if I __ the door; let me check. (lock)

Homework:

Ex: 9 / 10 / 12 / 13