Di 11 juni Verkleinwoordjes

Verkleinwoorden
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Verkleinwoorden

Slide 1 - Diapositive

Verkleinwoorden
Hoe schrijf je ... als verkleinwoord:

Slide 2 - Diapositive

Verkleinwoorden

Slide 3 - Diapositive

Verkleinwoorden

Slide 4 - Diapositive

Verkleinwoorden
+tje
schoentje
+pje
boompje
g wordt k
ketting - kettinkje
+ klinker
auto - autootje
+ medeklinker
stem - stemmetje
+ etje
ring - ringetje

Slide 5 - Diapositive

Verkleinwoorden
Bij de meeste woorden voeg je -je, -tje of -pje toe.
Bij woorden die eindigen op -ng schrijf je -nkje of -etje.
Bij woorden die eindigen op een lange klank, verdubbel je de klinker.
Bij woorden die eindigen op een -i, schrijf je ietje.
Bij woorden die eindigen op -y na een medeklinker, schrijf jetje (met apostrof).
Bij afkortingen met letters of cijfers schrijf je ’je of tje (met apostrof).

Slide 6 - Diapositive

Verkleinwoorden

Slide 7 - Diapositive

Wat is het verkleinwoord van...

Boom

Stem

Slide 8 - Diapositive

Wat is het verkleinwoord van...

Auto

Café

Slide 9 - Diapositive

Wat is het verkleinwoord van...

Baby

Slide 10 - Diapositive

Verkleinwoorden
Verkleinwoorden
huisje
kaboutertje
duimpje

Slide 11 - Diapositive

verkleinwoorden

heertje
boortje
keertje
veertje
haartje
poortje
vloertje
verkleinwoorden

boeitje
baaitje
vlaaitje
fooitje
kraaitje
haaitje
plooitje

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Slide 14 - Vidéo

Meervoud

cafés
auto's
taxi's
baby's
displays
bureaus


Verkleinwoorden

cafeetje
autootje
taxietje
baby'tje
displaytje
bureautje

Slide 15 - Diapositive

Dit is geen verkleinwoord!
Dit is wel een verkleinwoord.
    
      Been

      Kilo's
  
    Vogeltje
 
     Druifje 

Slide 16 - Question de remorquage

lidwoord
zelfstandig 
naamwoord
verkleinwoord
werkwoord
De
winkelmedewerkster
verkoopt
heerlijke
nootjes
in 
haar
winkeltje.

Slide 17 - Question de remorquage

Zet het woord bij het verkleinwoord. 
-je
-pje
-tje
druppel
hulp
werkboek
koe
bloem
bezem

Slide 18 - Question de remorquage

Welke woorden zijn verkleinwoorden?
wel
niet
koninkje
kleintje
klein
pietje
piet
kerstboom
puddinkje

Slide 19 - Question de remorquage

-------------------------------------------------------------------------
verkleinwoord: m
Iemand die MBO doet
m'etje
m'tje
MBO-er
MBO'er

Slide 20 - Question de remorquage

Sleep de uitgangen naar het juiste woord om er een verkleinwoord van te maken. 
scherm
snoep
scooter
pizza
rekening
-atje
-tje
-etje
-pje
-je

Slide 21 - Question de remorquage

Verkleinwoorden op -je
Verkleinwoorden op -tje
huis-
boek-
hand-
baard-
feest-
stoel-
wiel-
broer-
ei-
trein-

Slide 22 - Question de remorquage

Verkleinwoord met PJE
Verkleinwoord met TJE
Verkleinwoord met JE
boom
telefoon
broer
riem
film
raam
tafel
haar
hand
fiets
verkleinwoord

Slide 23 - Question de remorquage

Welk woord hoort bij het verkleinwoord?
duim
tuin
boek
-tje
-pje
-je

Slide 24 - Question de remorquage

Huiswerk voor do 22 juni
BK

Maken opdr. 4 t/m 6
Leren de verkleinwoordjes blz. 224
Dictee op school




Slide 25 - Diapositive

Huiswerk voor ma 17 juni
Maken opdr. 4 t/m 6



Leren de schrijfwijze van verkleinwoorden.
Ketting - Kettinkje
Dictee oefenen op school
Spelling blok  5





Slide 26 - Diapositive