les4

Silvan
Marouan
Noud
Robin
Eva
Noortje
Boet
Kevin
Levi
Farah
Nora Mae
Jaimen
Jordi
Yoa
Jalisa
Suze
Anas
Tim
Stan
Finley
mobiel in de telefoontas
pak je boek
en je schrift
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Silvan
Marouan
Noud
Robin
Eva
Noortje
Boet
Kevin
Levi
Farah
Nora Mae
Jaimen
Jordi
Yoa
Jalisa
Suze
Anas
Tim
Stan
Finley
mobiel in de telefoontas
pak je boek
en je schrift

Slide 1 - Diapositive

Pak je boek, je schrift, je rekenmachine en een pen/potlood
kauwgom in de prullenbak

mobiel in de telefoontas
ik loop langs en controleer het gemaakte huiswerk

Slide 2 - Diapositive

  • je gaat  6 minuten in sti
Deze les?
  • we blikken terug op de vorige les
  • we kijken het huiswerk na
  • uitleg paragraaf §3.4
  • aan het huiswerk
Vragen (aan mij) mogen altijd gesteld worden

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen §3.3
  • Ik weet lenen is
  • Ik ken de vier leenmotieven
  • Ik weet wat een krediet is
  • Ik weet wat kredietkosten zijn
  • Ik weet wat een termijnbedrag is
  • Ik kan de kredietkosten uitrekenen 
  • Ik weet wat een consumptief krediet is
  • Ik ken vier vormen van consumptief krediet en weet de verschillen tussen ze
  • Ik kan rekenen met consumptief krediet
LEER              EN

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen §3.2
  • Ik weet sparen is
  • Ik ken de drie spaarfuncties
  • Ik weet wat variabele rente is
  • Ik weet wat vaste rente is
  • Ik weet wat een spaardeposito is
  • Ik kan rekenen met enkelvoudige rente
  • Ik kan rekenen met samengestelde rente
  • Ik weet wanneer de koopkracht stijgt als de rente en inflatie gegeven zijn
LEER              EN

Slide 5 - Diapositive

Leerdoelen §3.1
  • Ik weet directe ruil is
  • Ik weet wat indirecte ruil is
  • Ik ken de drie geldfuncties
  • Ik weet wat chartaal geld is
  • Ik weet wat giraal geld is
  • Ik weet wat rekening courant is
  • Ik ken drie vormen van elektronisch betalen
  • Ik weet wat een debetsaldo is
  • Ik weet wat een creditsaldo is
  • Ik kan een nieuw banksaldo uitrekenen
LEER              EN

Slide 6 - Diapositive

1  Als mensen geld lenen kunnen ze in financiële problemen komen. De overheid wil dat voorkomen door hiervoor te waarschuwen.

2
a) sparen duurt te lang: dure aankoop
b) rood staan: tijdelijk geldtekort
c) dingen kapot: onverwacht dringend geld nodig

Slide 7 - Diapositive

3a
De een heeft zin in een andere auto al doet de oude het nog prima. Om er nu al van te genieten moet het geld geleend worden. Van de ander gaat de auto kapot en is niet te repareren. Dan heb je onverwachts geld nodig, zeker als je de auto nodig hebt.
3b
De looptijd van de lening moet korter zijn dan de levensduur van de auto. Anders ben je de lening nog aan het aflossen, terwijl je de auto niet meer hebt.

Slide 8 - Diapositive

4
Alles wat je meer terugbetaald zijn de kredietkosten
Een maandtermijn bestaat uit aflossing + rente
Alleen de derde is dus juist!

5
Totaal terugbetalen: 36x456 = € 16.416,-
Kredietkosten: 16416-15000 = € 1.416,-

Slide 9 - Diapositive

6a 
Bij een looptijd van 1 jaar zijn de kredietkosten 12x1291 - 15000 = € 492,-
Bij een looptijd van 5 jaar zijn de kredietkosten
60x290 - 15000 =€ 2.400,- 
6b 
Hoe langer de looptijd van de lening, hoe hoger de kredietkosten die je betaalt. 

Slide 10 - Diapositive

7
Je kredietkosten zijn 12x219 - 2500 = € 128,-
In procenten: hoeveel procent is 128 van 2500?
128/2500 x 100 = 5,1%


Slide 11 - Diapositive

8a  Als ze voor de verbouwing minder geld nodig hebben, hoeven ze niet tot de kredietlimiet te lenen (en betalen ze dus minder rente). Als ze onder de kredietlimiet lenen kunnen ze gemakkelijk geld bijlenen.
8b  Bij een persoonlijke lening weet je precies waar je aan toe bent. Je betaalt een vast maandbedrag en de lening is na een afgesproken periode afgelost. Bij een doorlopend krediet bestaat het risico dat je steeds weer geld bijleent nadat je een deel hebt afgelost. Je blijft dan vastzitten aan de lening en de rente.

Slide 12 - Diapositive

9a 
Totale krediet: 528,2+23,1 = € 551,3 miljard
Consumptief krediet = € 23,1 miljard, in procenten is dit 23,1/551,3 x100 = 4,2%
9b
Rood staan kost gemiddeld 9,2% van 34% van 23,1
34% van 23,1 = € 7.854.000.000,-
9,2% van 7854000000 = € 722.568.000,-

Slide 13 - Diapositive

10a
50 x 100 = € 5.000,- maar je betaald ook rente! Dus de looptijd is langer.
10b
In de eerste maand betaal je aan rente: 
0,5% van € 5.000,- = € 25,-
Je lost de eerste maand dus € 75,- af.
10c
De lening na de eerste maand is 5000-75 = € 4.925,-

Slide 14 - Diapositive

10d
In de tweede maand betaal je aan rente: 
0,5% van € 4.925,- = € 24,63
Je lost de tweede maand dus € 75,37 af.
10d
Na de tweede aflossing is de restschuld 4925-75,37 = € 4.849,63.
Je kunt dus bijlenen 5000-4849,63 = € 150,37
(of 75+75,36)

Slide 15 - Diapositive

Schema bladzijde 80


(Rest)schuld
Rente
Aflossing
1e maand
€ 5.000,-
€ 25,-
€ 75,-
2e maand
€ 4.925,-
€ 24,63
€ 75,36

Slide 16 - Diapositive

11a
Bij koop op afbetaling betaal je 24x36 = € 864,- 
Je betaald dus extra 864-749 = € 115,-   
11b
Een langere looptijd is onverstandig omdat na 2 jaar de laptop verouderd is en je misschien wel een nieuwe wilt. 

Slide 17 - Diapositive

12a  De kredietkosten zijn 30x73 - 1500 = € 690,-
In procenten is dit 690/1500 x100 = 46%
12b  Als je kiest voor een hogere maandtermijn wordt de looptijd korter. In dat geval worden de totale kredietkosten lager.

13 Armen betalen meer: mensen met weinig geld kopen eerder iets op afbetaling. Door de hoge kredietkosten zijn ze altijd meer geld kwijt dan iemand die in één keer betaalt. 

Slide 18 - Diapositive

Vandaag
Ga zitten in twee-tallen

Pak je boek en schrift

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

§3.4 Nog meer bankzaken?

Banken:
  • spaarders: huishoudens en investeerders
  • leners: huishoudens en bedrijven

  • spaarders krijgen rente
  • leners betalen rente
De bank verdient geld, omdat de ontvangen rente (van leners) hoger is dan de betaalde rente (spaarders)

Slide 21 - Diapositive

Zekerheid dat je je spaartegoed                 Je verwacht dat je geld meer waard
terugkrijgt.                                                             wordt (maar dit is geen zekerheid).
Vergoeding is rente.                                          Je koopt aandelen, stijgt de koers en
                                                                                     je verkoopt de aandelen dan maak je
                                                                                     winst. Gaat het bedrijf failliet dan
                                                                                     kun je al je geld kwijtraken.
Sparen                                 Beleggen

Slide 22 - Diapositive

Binnen Europa kun je betalen met de Euro.
Er zijn ook landen met andere geldsoorten (dollar, yen, pond, lira)

Je hebt dan te maken met de aankoopkoers (als je buitenlands geld koopt van euro's) en met verkoopkoers (als je het weer inwisselt voor euro's).
Buitenlands geld verkopen en kopen

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

Maak in stilte
EN zelfstandig
de opdrachten 1 t/m 10 
van pagina 82 t/m 85

 Ben je klaar: 
maak alvast de samenvatting op blz 86


timer
10:00

Slide 25 - Diapositive

1
Eigen antwoord. 
Bijvoorbeeld Turkije -> de Turkse lira, Amerika -> de Amerikaanse dollar of Engeland -> het Engelse pond

linksbovenin 1
Daaronder links 3 met daarnaast 4
Daaronder links 5 met daarnaas 6
en rechtsonderin 2

Slide 26 - Diapositive

3
Sparen
Beleggen
Voordeel:
je krijgt je geld zeker terug 
je krijgt rente
kans op hogere opbrengst
Nadeel:
het levert weinig op (lage rente)
risico op verlies van je belegging

Slide 27 - Diapositive

4a  Gekocht voor 1250x12,05 = € 15.062,50
Verkocht voor 1250x8,34 = € 10.425,-
dus een verlies van € 4.637,50
4b  hoeveel procent is 4637,50 van 15062,50?
4637,5/15062,5 x100 = 30,8%
4c  Onverstandig om dan te verkopen: je had misschien rustig moeten wachten tot de koers van het aandeel weer zou stijgen. Dan had je minder of helemaal geen verlies (en wellicht ook wel winst).
4d  Verklaring koersdaling: misschien maakten ze verlies of was de winst lager als verwacht.

Slide 28 - Diapositive

5
Beleggen kun je doen met geld dat je voor langere tijd niet nodig hebt. Als je gaat beleggen, is het verstandig om dat te doen met een deel van je spaargeld.
6 
Alle landen die de euro hebben, vormen samen de eurozone. De geldsoort van andere landen, noem je 
vreemd geld of vreemde valuta. De wisselkoers geeft aan hoeveel één euro waard is in vreemd geld

Slide 29 - Diapositive

7a  Voor € 1,- koop je 0,89 Britse ponden (£) 
7b  Om € 1,- terug te krijgen moet je 0,92 Britse ponden (£) inleveren 

8a  Voor € 250,- koop je 250x114,67 = 28.667,50 Japanse Yen (¥)
8b  Voor € 300,- koop je 300x1,10 = 330 Amerikaanse Dollars ($)
8c   Voor € 175,- koop je 175x6,45 = 1.128,75 Turkse Lira (t) 

-

Slide 30 - Diapositive

9a  Je gaat inwisselen voor euro's je verkoopt, dus de verkoopkoers.
9b  Voor 600 Turkse Lira krijg je 600/6,51 = € 92,17
9c  Aankoop 50.000 Japanse Yen: 50000/114,67 = 
€ 436,03 

10a  Voor 350 Britse ponden betaal je 350/0,89 = 
€ 393,26
10b  Voor 38 Britse ponden krijg je 38/0,92 =
€ 41,30 terug. 

Slide 31 - Diapositive

Leerdoelen §3.4
  • Ik weet waar de vraag naar geld uit bestaat
  • Ik weet waar het aanbod van geld uit bestaat
  • Ik weet hoe het renteverschil ontstaat
  • Ik weet wat beleggen is
  • Ik weet wat een aandeelhouder is
  • Ik weet hoe je winst kunt maken met aandelen
  • Ik weet de gevaren van aandelen
  • Ik weet drie verschillen tussen sparen en beleggen
  • Ik ken vier voorbeelden van vreemde valuta
  • Ik kan rekenen met vreemde valuta (kopen en verkopen)
LEER              EN

Slide 32 - Diapositive

We gaan nu samen de rekenopdrachten maken van dit hoofdstuk

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Check-in
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Sondage


110

Slide 36 - Sondage