Quiz Hoofdstuk 3

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Voordat de Quiz gaat beginnen...
10 minuten leren: proefwerkstof H3 paragraaf 1-2-3-5
--> Kies uit: * Begrippen in de blauwe kaders
                               * Samen gevat opdrachten in je WB
Leren doe je alleen en stil

Slide 2 - Diapositive

Quizregels
- Je werkt samen in een team, dit team is vooraf al gemaakt en hieraan wordt ook niets veranderd
- Samen met je team ga je een teamnaam verzinnen (we houden het wel netjes!)
- Als team beantwoord je de vragen via één ipad
- In het team wordt er gefluisterd (je kunt iets winnen en wilt natuurlijk niet dat anderen jouw antwoord horen!)
- Je bent stil als de quizvraag opgelezen wordt, moet jouw groep 2 keer gewaarschuwd worden dan mogen jullie niet meer deelnemen aan de quiz!

Slide 3 - Diapositive

Groepsindeling B1L
Groep 1: Kayla, Freek, Scott, Sterre en Lisa
Groep 2: Levi, Wissal, Caitlyn, Paulien en Max
Groep 3: Amber, Djew, Indy, Bas en Hayden
Groep 4: Thimo, Shinji, Kyan, Jerôme en Jaran
Groep 5: Eline, Ilyas, Wensleymar, Jimmy en Tom
Quizmaster: Olivier!

Slide 4 - Diapositive

Groepsindeling B1J
Groep 1: Sanne, Stef, Femke R, Sterre en Jop.
Groep 2: Nino, Dounia, Styn, Dario en Joëlle.
Groep 3: Sophie, Andy, Ruben, Ella en Eline.
Groep 4: Roel, Rayan, Femke D, Wasim en Caoel.
Groep 5: Norayr, Maarten, Hassan, Noah Dean en Casper.
Quizmaster: Milan!!!

Slide 5 - Diapositive

Vraag 1: Volgens een legende werd Rome gesticht door 2 broers. Wie waren dat?
A
Romilus en Remus
B
Romulus en Remus
C
Remus en Caesar
D
Romulus en Caesar

Slide 6 - Quiz

Vraag 2: Rome heeft veel verschillende vormen van bestuur gehad. Welk van de volgende soorten bestuur had Rome niet?
A
Democratie
B
Republiek
C
Dicator

Slide 7 - Quiz

Vraag 3: Welk van de definities beschrijft het Pax Romana het beste?
A
Periode van 200 jaar van vrede, die begon met keizer Julius Caesar
B
Periode van 200 jaar van vrede, die begon met keizer Hadrianus
C
Periode van 200 jaar van vrede, die begon met keizer Augustus
D
Periode van 200 jaar van vrede, die begon met keizer Constantijn

Slide 8 - Quiz

Vraag 4: Wat voor soort mensen zaten er in de senaat?
A
Rijke Romeinen
B
Belangrijke Romeinen
C
Rijke Romeinse mannen
D
Rijke en belangrijke Romeinse mannen

Slide 9 - Quiz

Vraag 5: Wat is een republiek?
A
Land met als staatshoofd een president
B
Land met als staatshoofd een koning
C
Land met als staatshoofd een dictator
D
Land met als staatshoofd een senaat

Slide 10 - Quiz

Vraag 6: Elk jaar koos het Romeinse volk consuls. Hoeveel consuls werden er gekozen?
A
4
B
3
C
2
D
Groep van 50 mannen

Slide 11 - Quiz

Vraag 7: Na wie zijn dood braken er burgeroorlogen uit?
A
Octavianus
B
Julius Caesar
C
Constantijn
D
Augustus

Slide 12 - Quiz

Vraag 8: Waarom namen de Romeinen graag Griekse slaven?
A
De Griekse slaven konden mooie Griekse tempels bouwen
B
De Griekse slaven konden lekkere gyros maken, daar hielden de Romeinen wel van
C
De Griekse slaven konden de Romeinse kinderen onderwijzen
D
De Griekse slaven waren vaak vriendelijker dan slaven uit andere landen

Slide 13 - Quiz

Vraag 9: Wat zijn Limes?
A
Versterkte grens van het Romeinse Rijk
B
Versterkte Zuid grens van het Romeinse Rijk
C
Versterkte Oost grens van het Romeinse Rijk
D
Versterkte Noord grens van het Romeinse Rijk

Slide 14 - Quiz

Vraag 10: De Romeinen zijn ook in Nederland geweest. Maar niet overal! Waar liep de grens in Nederland?
A
Langs de Maas
B
Langs de Rijn
C
Langs het IJselmeer
D
Alleen Limburg was Romeins

Slide 15 - Quiz

Vraag 11: Hoe noemden de Romeinen het gebied waarin wij leven?
A
Germania Ferior
B
Germania Inferor
C
Germania Inferior
D
Germania Feriori

Slide 16 - Quiz

Vraag 12: Hoe noemden de Romeinen de inwoners van het gebied Germania Inferior
A
Galliërs
B
Germanen
C
Noormannen
D
Bataven

Slide 17 - Quiz

Vraag 13: De mensen die in Limburg, België en Frankrijk woonden noemden de Romeinen...
A
Galliërs
B
Noormannen
C
Bataven
D
Germanen

Slide 18 - Quiz

Vraag 14: De Bataafse Opstand vond plaats in het jaar...
A
69 v. Chr
B
67 v. Chr
C
67 na Chr
D
69 na Chr

Slide 19 - Quiz

Vraag 15: Welke definitie beschrijft het begrip romanisering het beste?
A
Overdragen van de Romeinse cultuur door andere volken
B
Overdragen of overnemen van de Romeinse cultuur door andere volken
C
Overnemen van de Romeinse cultuur door andere volken

Slide 20 - Quiz

Vraag 16: Welk antwoord over Romeinse toiletten is waar?
A
De meeste Romeinen hadden nog geen eigen toilet, zij deden hun behoeftes in de bosjes.
B
De meeste Romeinen hadden al een eigen toilet.
C
De meeste Romeinen hadden geen eigen toilet. Zij gingen lekker op een openbaar toilet zitten poepen!

Slide 21 - Quiz

Vraag 17: Arme Romeinen leefden in flatjes. Hoe noemen we die flatjes?
A
Insula
B
Villa
C
Via

Slide 22 - Quiz

Vraag 18: Wat zijn proletariërs?
A
Arme Romeinen
B
Arme Romeinse mannen
C
Werkeloze Romeinen
D
Arme en werkeloze Romeinen

Slide 23 - Quiz

Vraag 19: Het Romeinse Rijk was een agrarisch-stedelijke samenleving. Dit betekend dat...
A
Het grootste gedeelte van de mensen in de stad woonden in villa's. Het kleinste gedeelte woonden op het platteland.
B
Het grootste gedeelte van de mensen in de stad woonden in insula. Het kleinste gedeelte woonden op het platteland.
C
Het grootste gedeelte van de mensen in de stad woonden in insula. Het kleinste gedeelte woonden in villa's op het platteland.
D
Het grootste gedeelte van de mensen in de stad woonden in villa's. Het kleinste gedeelte woonden in insula op het platteland.

Slide 24 - Quiz

Vraag 20: Een speciaal soort slaaf was de gladiator. Hij kon namelijk zijn vrijheid terug winnen, maar hoe?
A
Hij moest minimaal 50 keer optreden in de arena
B
Hij moest minimaal 6 tegenstanders verslaan
C
Hij moest zijn dominus vermoorden
D
Succesvolle en geliefde gladiatoren werden soms uit genade en dankbaarheid verklaart tot een vrij man

Slide 25 - Quiz

Vraag 21: Het Romeinse Rijk werd gesplitst in twee delen, wanneer gebeurde dit?
A
In 395 na Chr.
B
In 396 na Chr.
C
In 395 voor Chr.
D
In 396 voor Chr.

Slide 26 - Quiz

Vraag 22: Welk deel van het Romeinse Rijk was het rijkst?
A
West Romeinse Rijk
B
Oost Romeinse Rijk

Slide 27 - Quiz

Vraag 23: Welke definitie beschrijft het begrip de Grote Volksverhuizing het beste?
A
Periode tussen de 2e en 5e eeuw waarin veel volken door Europa rondtrokken en zich in nieuwe gebieden vestigden.
B
Periode tussen de 3e en 6e eeuw waarin veel volken door Europa rondtrokken en zich in nieuwe gebieden vestigden.
C
Periode tussen de 3e en 5e eeuw waarin veel volken door Europa rondtrokken en zich in nieuwe gebieden vestigden.
D
Periode tussen de 4e en 5e eeuw waarin veel volken door Europa rondtrokken en zich in nieuwe gebieden vestigden.

Slide 28 - Quiz

Laatste vraag: Hoeveel jaar zit er ongeveer tussen de val van het West en het Oost Romeinse Rijk?
A
1000 jaar
B
100 jaar
C
10000 jaar
D
10 jaar

Slide 29 - Quiz