H5 Jong en oud les 1/2

1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Vrijwillig en onvrijwillig risico
Vrijwillig risico: je weet dat door een bepaalde keuze / actie er een kans op een negatieve gebeurtenis is, maar je doet het toch.
Onvrijwillig risico: je hebt er zelf geen (nauwelijks) invloed op.
Of iets een vrijwillig of onvrijwillig risico is, is niet altijd even duidelijk. Dit is vaak ook aan discussie onderhevig.

Slide 8 - Diapositive

Risico's
De meeste mensen zijn "risico-avers" (spreek uit: A-vers) Dat betekent dat ze risico's proberen te vermijden.
Sommige risico's kun je afdekken door je daar voor te verzekeren. Zoals bij:
Schadeverzekeringen tegen bijvoorbeeld brand of diefstal. 
Sociale verzekeringen tegen verlies van inkomen door bijvoorbeeld werkloosheid of arbeidsongeschiktheid.
Hoe hoger de mate van risico aversie, hoe eerder iemand geneigd is zich te verzekeren.

Slide 9 - Diapositive

Door te gaan skiën in de alpen neem je een..
A
vrijwillig risico
B
onvrijwillig risico

Slide 10 - Quiz

Voorbeeld van een onvrijwillig risico is...
A
paardrijden
B
griep krijgen
C
auto rijden
D
berg beklimmen

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste formule voor het berekenen van het risico
A
Risico = verwachte schade x aanschafwaarde
B
Risico = huidige schade x schade
C
Risico = kans op schade x schade

Slide 12 - Quiz

De verwachte schade is:
A
verwachte opbrengst x schade
B
gelijk aan het risico
C
de mogelijke schade - verwachte opbrengst
D
risico x schade

Slide 13 - Quiz

De kans op schade is 2%. Het schadebedrag is 500 euro. Hoeveel bedraagt het risico/verwachtte schade?

Slide 14 - Question ouverte

Het risico bedraagt 1 op 200. Het schade bedrag is 1000 euro. Hoeveel moet de premie minimaal bedragen om de kosten te kunnen betalen?

Slide 15 - Question ouverte

Het risico bedraagt 3 op 200. Het schade bedrag is 500 euro. De premie bedraagt 10 euro. Hoeveel is de opbrengst per verzekerde?

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Slide 24 - Diapositive

Omslagstelsel
  • Solidariteit tussen generaties komt vooral tot uiting in de AOW (algemene ouderdomswet). 
  • Dit wordt gefinancierd door het omslagstelsel. D.w.z. de huidige uitkeringen worden gefinancierd door de huidige premiebetalers.
  • Vanwege de vergrijzing is besloten de AOW-leeftijd te verhogen.

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Kapitaaldekkingsstelsel (pensioen)
  • bijvoorbeeld bedrijfsspensioen. Afhankelijk van aantal deelgenomen jaren.

Slide 27 - Diapositive

Omslagstelsel

* Nu premie afdragen voor de ouderen van nu.
*AOW
Kapitaaldekkingsstelsel

*Nu premie afdragen voor jezelf.
*Pensioenfonds

Slide 28 - Diapositive

Pensioen is gebaseerd om het omslagstelsel
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quiz

Zou deze vergrijzing voornamelijk een probleem zijn voor de betaalbaarheid van pensioenen (kapitaaldekkingsstelsel) of voor de AOW (omslagstelsel)?
A
Pensioenen (kapitaaldekkingsstelsel)
B
AOW (omslagstelsel)

Slide 30 - Quiz

Bezuinigen op de AOW-uitkeringen kan door middel van:
A
Overstap van omslagstelsel naar kapitaaldekkingsstelsel in combinatie met een waardevaste uitkering.
B
Overstap van omslagstelsel naar kapitaaldekkingsstelsel in combinatie met een welvaartsvaste uitkering.
C
Overstap van kapitaaldekkingsstelsel naar omslagstelsel in combinatie met een waardevaste uitkering.
D
Overstap van kapitaaldekkingsstelsel naar omslagstelsel in combinatie met een welvaartsvaste uitkering.

Slide 31 - Quiz

Bij het omslagstelsel ...
A
betaalt iedereen voor zichzelf
B
zijn uitkeringen waardevast
C
zijn uitkeringen welvaartsvast
D
is er sprake van verplichte solidariteit

Slide 32 - Quiz

Een toename van de levensverwachting heeft bij een kapitaaldekkingsstelsel geen invloed op de hoogte van de pensioen­premie.
A
Juist
B
Onjuist
C
Juist & Onjuist

Slide 33 - Quiz

Bij welke van de drie pijlers is er géén sprake van ruilen over de tijd?
A
1
B
2
C
3

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Moral hazard / moreel wangedrag
Als je verzekerd bent, heb je misschien de neiging minder voorzichtig met je spullen om te gaan. 

Dit heet moreel wangedrag.

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Oplossingen informatie asymmetrie
  • Verminderen informatieachterstand (bijvoorbeeld informatie inwinnen van tandartsen)
  • Doorvoeren premiedifferentiatie (hoe meer risico hoe hoger de premie)
  • Invoeren bonus malus systeem (geen schade melden, dan minder premie betalen)
  • Invoeren eigen risico (zelf een deel betalen voordat de uitkering komt)

Slide 39 - Diapositive

Moreel wangedrag verminderen
  • Een verplicht eigen risico instellen
  • Bonus malus regeling
  • Maximumvergoeding invoeren

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive

Hoe noem je het verschil dat een verzekeringsnemer meer weet dan een verzekeraar?
A
Averechtse selectie
B
Informatie asymmetrie
C
Moral Hazard
D
Risico spreiding

Slide 42 - Quiz

Hoe noem je het als mensen met een laag risico bereid zijn te betalen voor mensen met een hoog risico?
A
Risicospreiding
B
Solidariteit
C
Risicoaversie
D
Moral hazard

Slide 43 - Quiz

Oplossingen voor informatie asymmetrie zijn:
A
Eigen risico, moral hazard, premiedifferentiatie
B
Eigen risico, premiedifferentiatie, informatie inwinnen
C
Eigen risico, averechtse selectie
D
Eigen risico, bonus-malussysteem, averechtse selectie

Slide 44 - Quiz

Een zorgverzekeraar heeft te maken met mensen die op het aanvraagformulier niet invullen dat ze roken. Om welk risico gaat het hier?
A
Asymmetrische informatie
B
Moral hazard
C
Averechtse selectie
D
Moreel wangedrag

Slide 45 - Quiz

Slide 46 - Diapositive