verleden tijd werkwoorden

Ontcijfer de tekens
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2BasisschoolGroep 4-6

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Ontcijfer de tekens

Slide 1 - Diapositive

Werkwoorden
verleden tijd

Slide 2 - Diapositive

doel van de les
ik weet wat verleden tijd inhoudt. 

Slide 3 - Diapositive

weet je nog?
de jongen
gooit
de bal

Slide 4 - Diapositive

de jongen gooit de bal
de jongen gooide de bal
nu
toen

Slide 5 - Diapositive

het meisje eet de pizza
het meisje at de pizza
nu
toen

Slide 6 - Diapositive

de tijd van NU
de tijd van NU heet tegenwoordige tijd.

het gebeurt NU
het is niet klaar.

Slide 7 - Diapositive

de tijd van TOEN
de tijd van TOEN heet verleden tijd.

het gebeurde TOEN
je stapt terug in het verleden, het is afgelopen

Slide 8 - Diapositive

NU
(tegenwoordige tijd)

de jongen gooit de bal.
het meisje eet de pizza.
de moeder kookt de soep.
de vader rijdt in de auto.
TOEN
(verleden tijd)

de jongen gooide de bal.
het meisje at de pizza.
de moeder kookte de soep.
de vader reed in de auto. 

Slide 9 - Diapositive

zwakke werkwoorden
sterke werkwoorden
werkwoorden die
+te/ten 
of
+de/den 

krijgen in de verleden tijd
werkwoorden die veranderen in de verleden tijd.

Slide 10 - Diapositive

Voor -en staat:  t, k, f, s, ch, p:
stam + te(n) en ge+stam+t
 softketchup


Voor -en staat niet:t, k, f, s,ch, p:
stam + de(n) en ge+stam+d

werken > ik-hij werkte 
                 we-ze werkten
ik heb-je hebt-hij heeft-we-ze hebben gewerkt
leren > ik-hij leerde
                 we-ze leerden
ik heb-je hebt-hij heeft-we-ze hebben geleerd

Slide 11 - Diapositive

zwakke werkwoorden

ik werk - ik werkte
ik gooi - ik gooide
ik pak - ik pakte
ik fiets - ik fietste
ik brand - ik brandde

sterke werkwoorden

ik eet - ik at
ik rijd - ik reed
ik vlieg - ik vloog
ik vang - ik ving
ik ga - ik ging
ik lees - ik las

Slide 12 - Diapositive

sterke werkwoorden
sterke werkwoorden zijn leerwoorden, die moet je dus leren

Slide 13 - Diapositive

Theo en Sasha .......naar school (lopen vt)
A
loopten
B
liepen
C
loopt
D
liep

Slide 14 - Quiz

Razzia......een boek (kopen vt)
A
koopte
B
kocht
C
koopde

Slide 15 - Quiz

Gisteren ...... ik in het tuincentrum nieuwe planten
A
kocht
B
kochte
C
koopte

Slide 16 - Quiz

Er ......... bijen door de tuin
A
vliegden
B
vliegten
C
vloogden
D
vlogen

Slide 17 - Quiz

Zij ...... niet van zonnebloemen
A
houdde
B
hielde
C
hield
D
hout

Slide 18 - Quiz

Hij.......gisteren naar de tuin (gaan vt).

Slide 19 - Question ouverte

Freja en Alice........naar het tuincentrum

Slide 20 - Question ouverte

Alex .......op de bus (wachten vt).

Slide 21 - Question ouverte

Ik weet hoe ik de verleden tijd van een wekrwoord kan maken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Sondage