Toets ordening

De eieren van een heggenmus hebben een leerachtige schaal
A
Juist
B
Onjuist
1 / 46
suivant
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

De eieren van een heggenmus hebben een leerachtige schaal
A
Juist
B
Onjuist

Slide 1 - Quiz

Organen met dezelfde functie kunnen weinig overeenkomst in bouw vertonen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

Stekelhuidigen zijn veelzijdig symmetrisch.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Bij een spin zit het skelet aan de buitenzijde van het lichaam.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Een varen plant zich voort door zaden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

De eieren van een hagedis zijn zonder schaal.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Fossielen zijn versteende overblijfselen van organismen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Een boom met naalden hoort tot de bedektzadigen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Welk diagram hoort bij de groei van een Noordzeegarnaal?
1
3
A
Diagram 1
B
Diagram 2
C
Diagram 3
D
Diagram 4

Slide 9 - Quiz

Tot welke stam behoort deze plant?
A
Mossen
B
Varens
C
Paardenstaarten
D
Zaadplanten

Slide 10 - Quiz

In welk milieu of welke milieus kun je weekdieren aantreffen?
A
Alleen op het land
B
Alleen in het water
C
Zowel op het land als in het water
D
Op het land, in het water en in de lucht

Slide 11 - Quiz

Bij de productie van welk voedingsmiddel wordt een schimmel gebruikt?
A
Yoghurt
B
Zuurkool
C
Brood

Slide 12 - Quiz

Heeft dit dier een skelet? Zo ja; wat voor soort skelet?
A
Nee, geen skelet
B
Ja, een inwendig skelet
C
Ja, een uitwendig skelet
D
Ja, zowel inwendig als uitwendig skelet.

Slide 13 - Quiz

Wat is af te lezen uit een stamboom?
A
De tijd sinds het ontstaan van de aarde
B
In welke klasse je een organisme kunt plaatsen
C
Uit welke voorouders bepaalde organismen zich hebben ontwikkeld

Slide 14 - Quiz

Wondroos is een ontsteking van de huid. De huid wordt hierbij rood en pijnlijk. Wondroos ontstaat wanneer streptokokken door de huid heen komen en onder de huid een infectie veroorzaken. De streptokokken hebben geen celkern, wel een celwand en geen bladgroenkorrels.

Tot welke groep behoren deze organismen?
A
Tot de bacteriën
B
Tot de schimmels
C
Tot de dieren
D
Tot de planten

Slide 15 - Quiz

Is de lichaamstemperatuur vcan een zandhagedis warmbloedig of koudbloedig?
Plant de zandhagedis zich voort door eieren zonder schaal of met leerachtige schaal?
A
Temperatuur: warmbloedig Voortplanting: eieren zonder schaal
B
Temperatuur: warmbloedig Voortplanting: eieren met leerachtige schaal
C
Temperatuur: koudbloedig Voortplanting: eieren zonder schaal
D
Temperatuur: koudbloedig Voortplanting: eieren met leerachtige schaal

Slide 16 - Quiz

In een plantenboek staat de volgende omschrijving: 'Klein draadvormig plantje waaraan geen echte wortels, maar wel dunne stengels met blaadjes zijn te onderscheiden.' Tot welke stam van het plantenrijk behoort deze plant?
A
Tot de mossen
B
Tot de wieren
C
Tot de varens
D
Tot de paardenstaarten

Slide 17 - Quiz

Bij fossielen zijn meestal alleen de harde delen van een organismen overgebleven, omdat die het minst snel vergaan. Van welke stam is de kans het grootst dat er een fossiel van wordt teruggevonden?
A
Van een holtedier
B
Van een weekdier
C
Van een worm
D
Van een stekelhuidige

Slide 18 - Quiz

Tot welke stam behoort de plant waar dit een deel van is?
A
Tot de varens
B
Tot de mossen
C
Tot de paardenstaarten
D
Tot de zaadplanten

Slide 19 - Quiz

In welk milieu of welke milieus kun je geleedpotigen aantreffen?
A
Alleen op het land
B
Alleen in het water
C
Alleen in de lucht
D
Zowel op het land als in de lucht en in het water

Slide 20 - Quiz

Op welke manier kunnen in een populatie andere genotypen ontstaan?
A
Door aanpassing van de fenotypen
B
Door geslachtelijke voortplanting
C
Door verandering in het milieu

Slide 21 - Quiz

Is dit dier symmetrisch?
A
Nee, het dier is niet symmetrisch
B
Ja, het dier is tweezijdig symmetrisch
C
Ja, het dier is veelzijdig symmetrisch

Slide 22 - Quiz

Wat is weergegeven in een geologische tijdschaal?
A
De tijd sinds het ontstaan van de aarde
B
In welke klasse je een organisme kunt indelen
C
Uit welke voorouders bepaalde organismen zich hebben ontwikkeld

Slide 23 - Quiz

Pneumokokken zijn eencellige ziekteverwekkers die bij veel mensen in de slijmvliezen van neus- en keelholte voorkomen. Meestal veroorzaken ze geen ziekteverschijnselen. Soms leiden ze tot hersenvliesontsteking. Ze hebben een celwand en geen celkern. Bij welke groep behoren deze organismen?
A
Tot de bacteriën
B
Tot de schimmels
C
Tot de planten
D
Tot de dieren

Slide 24 - Quiz

Twee leerlingen doen een uitspraak over een groene knolanemiet.
1. De groene knolanemiet is een schimmel
2. De groene kleur wordt veroorzaakt door bladgroenkorrels.
Wie heeft of hebben gelijk?
A
Alleen leerling 1
B
Alleen leerling 2
C
Zowel leerling 1 als 2
D
Geen van beide

Slide 25 - Quiz

Je ziet hier een vliegende vos. Ze komen voor in Azië en hangen overdag in grote groepen in bomen te slapen. Tegen de schemering gaan ze op zoek naar voedsel.
Plant de vliegende vos zich voort d.m.v. eieren of levendbarend? En is hij warmbloedig of koudbloedig?
A
Voortplanting: eieren Temperatuur: warmbloedig
B
Voortplanting: eieren Temperatuur: koudbloedig
C
Voortplanting: levendbarend Temperatuur: warmbloedig
D
Voortplanting: levendbarend Temperatuur: koudbloedig

Slide 26 - Quiz

Boomstammen hebben soms een groene kleur door mossen. Hieronder staan 3 kenmerken, welke komen voor bij mossen?
1. Elke cel heeft een celkern
2. Elke cel is omgeven door een celwand
3. Voortplanting vindt plaats door deling
A
Alleen kenmerk 1
B
Zowel kenmerk 1 als 3
C
Zowel kenmerk 1 en 2
D
Kenmerk 1, 2 en 3

Slide 27 - Quiz

Tijdens je vakantie zie je een dier, je weet niet welke het is dus tel je zijn poten. Hij heeft 10 poten. Wat voor dier is dit?
A
Dit is een duizendpoot
B
Dit is een insect
C
Dit is een kreeftachtige
D
Dit is een spin

Slide 28 - Quiz

Leg uit waardoor het komt dat fossielen vaak alleen uit de harde delen van organismen bestaan.

Slide 29 - Question ouverte

In welke 3 domeinen kunnen we organismen indelen?

Slide 30 - Question ouverte

Bacteriën kunnen resistent worden tegen antibiotica als een antibioticakuur niet wordt afgemaakt. Dat betekent dat ze niet meer doodgaan door antibiotica en dat de ziekte dus niet te behandelen is.
Leg uit hoe die resistentie kan ontstaan?

Slide 31 - Question ouverte

In een park leven eenden en merels. Kunnen deze vogels 1 populatie vormen?
A
Ja, want ze zijn beide vogels
B
Ja, want ze leven beide in hetzelfde park
C
Nee, want ze zijn van verschillende soorten
D
Nee, want de 1 is een watervogel en de ander leeft meer in de lucht

Slide 32 - Quiz

Een bacterie deelt zich elke 20 minuten in een gunstige omgeving. Hoeveel bacteriën zijn er dan na 3 uur ontstaan?

Slide 33 - Question ouverte

Noem 3 kenmerken van een plantencel.

Slide 34 - Question ouverte

Zebra's en paarden kunnen samen jongen krijgen. Deze zebrapaarden zijn onvruchtbaar. Behoren ze tot dezelfde soort?
A
Ja, want ze krijgen samen jongen
B
Ja, want ze hebben veel overeenkomsten
C
Nee, hun jongen zijn onvruchtbaar
D
Nee, want ze leven niet in hetzelfde gebied

Slide 35 - Quiz

Sleep de blauwe vakken naar de juiste rode vakken
Door natuurlijke barrière in de leefomgeving
In afgezonderde leefomgeving
Midden in de oorspronkelijke populatie
Door een vloedgolf wordt een groep krabbetjes verplaatst naar een eiland ver van de kust. Ze vormen daar een nieuwe soort
Doordat een groot stuk van een ijsschots is afgebroken, is een groep pinguïns afgesneden van de rest van de populatie. Ze vormen een nieuwe soort.
In een bosgebied komt een bepaalde notensoort voor. Een aantal vogels met een puntige snavel kunnen beter de schalen openen dan andere soortgenoten.

Slide 36 - Question de remorquage

Sleep de blauwe vakken naar de juiste rode vakken
Een ...... wordt ingedeeld in rijken
Een ...... wordt ingedeeld in stammen
Een .... wordt ingedeeld in klassen
Een .... wordt ingedeeld in orden
Domein
Klasse 
Rijk
Stam

Slide 37 - Question de remorquage

Tot welke stam van het dierenrijk hoort een kameleon?
A
Geleedpotigen
B
Weekdieren
C
Gewervelden

Slide 38 - Quiz

Een informatiecentrum op voedingsgebied schat dat er in Nederland jaarlijks ongeveer 35 mensen overlijden aan voedselvergiftiging door bacteriën. In de zomer komen de meeste gevallen van voedselvergiftiging voor. Mensen noemen het vaak ‘zomergriep’.

Waardoor komt voedselvergiftiging in de zomer vaker voor dan in de winter?

A
Schadelijk bacteriën leven beter door zonlicht.
B
Schadelijke bacteriën delen zich sneller door de hitte
C
In de zomer is er meer contact tussen mensen en dus meer verspreiding.
D
In de zomer komen vogelgriep bacteriën vaker voor.

Slide 39 - Quiz

Wat is GEEN kenmerk van een zoogdier?
A
Haren
B
Levendbarend
C
Kieuwen
D
Warmbloedig

Slide 40 - Quiz

Bacteriën en archaea noemen we ook wel prokaryoten. Wat is een ander woord hiervoor?

Slide 41 - Question ouverte

Hoe noemen we een geneesmiddel dat bacteriën doodt?

Slide 42 - Question ouverte

Veel boomstammen hebben een groene kleur aan de kant waar de meeste regen tegenaan komt. Deze kleur wordt veroorzaakt door boomalgen.
Enkele kenmerken van cellen zijn:
1 De cel heeft een celkern.
2 De cel is omgeven door een celwand.
3 De cel heeft bladgroenkorrels.

Welke van deze kenmerken komen voor bij boomalgen?

A
Alleen de kenmerken 1 en 2
B
Alleen de kenmerken 1 en 3
C
Alleen de kenmerken 2 en 3
D
De kenmerken 1, 2 en 3

Slide 43 - Quiz

Hier is een foto van een zadelrob. Zadelrobben leven een groot deel van hun leven in zee. Ze halen adem met longen en zijn warmbloedig.

Tot welke klasse van de gewervelde dieren behoort een zadelrob?

A
Amfibieën
B
Vissen
C
Zoogdieren
D
Reptielen

Slide 44 - Quiz

Welke letter geeft cellen van de darmwand aan
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 45 - Quiz

Je ontdekt in je achtertuin een beestje dat je nooit eerder hebt gezien. Je twijfelt of het een insect of een spinachtige is.

Hoe kun je bepalen tot welke klasse dit diertje hoort?
A
Je kunt bekijken of het dier een inwendig skelet heeft.
B
Je kunt bekijken of het dier een pantser heeft
C
Je kunt het aantal leden tellen
D
Je kunt het aantal poten tellen

Slide 46 - Quiz