Dag 8

Thema 14 - Overtuigen - DAG 8
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Thema 14 - Overtuigen - DAG 8

Slide 1 - Diapositive

DAG 8
tegenover
de trainer
turnen
vinden
warm(e)
de wedstrijd

Slide 2 - Diapositive

tegenover (vz)
  • aan de andere kant

  • zin: De mannen staan tegenover elkaar. 
43

Slide 3 - Diapositive

de trainer (znw)
  • de docent bij de sport die je doet

  • de trainer - de trainers

  • zin: Onze trainer vertelt welke oefeningen we gaan doen. 
44

Slide 4 - Diapositive

turnen (ww)
  • gymoefeningen doen

  • zin: Epke Zonderland kan het beste turnen van iedereen! 
45

Slide 5 - Diapositive

vinden (ww)
  • hoe je ergens over denkt -mening
  • wat je voelt in je hart

  • TT - ik vind - jij vindt - wij vinden
  • VT - ik vond - wij vonden
  • VTD - ik heb gevonden

  • zin: Het kind vindt fietsen leuk.
  • zin: Vind jij je buurman aardig?
46

Slide 6 - Diapositive

warm(e) (bnw)
  • hoge temperatuur
  • heel warm = heet
  • warm <--> koud

  • zin: Het is warm. Ik doe het raam open.
  • zin: Het eten is warm.
47

Slide 7 - Diapositive

de wedstrijd (znw)
  • Een spel voor twee of meer mensen. Iemand wint.
  • de wedstrijd - de wedstrijden

  • zin: Ajax speelt een wedstrijd tegen Real.

48

Slide 8 - Diapositive

Mijn oma woont .......... de supermarkt.
43
A
tegenover
B
in
C
tegen
D
achterover

Slide 9 - Quiz

Wat is een trainer?
44

Slide 10 - Question ouverte

Maak een 1-2-3 zin met:
turnen
timer
1:30
45

Slide 11 - Question ouverte

Een sport waarbij iemand gymnastische oefeningen doet =
45
A
zwemmen
B
turnen
C
voetballen
D
basketballen

Slide 12 - Quiz

De trainer ......... Epke Zonderland de beste.
46
A
vindt
B
vint
C
vind
D
vinden

Slide 13 - Quiz

Wat is de tegenstelling van 'warm'?

47
A
klein
B
groot
C
zwak
D
koud

Slide 14 - Quiz

Maak een zin met de woorden:

de - spannend - is - wedstrijd.
48

Slide 15 - Question ouverte

Welk lidwoord?
............... wedstrijd
48
A
de
B
het

Slide 16 - Quiz