Lezen 4.3 - 2 kgt

Lesplanning
*Terugblik: 12 t/m 16 gemaakt

* Uitleg theorie: herhaling Lezen 4.3 

* Maken: 
De leestaak: opdr. 19 t/m 24

Klaar? 
Maak de Test jezelf en oefentoets op Talent Max

Lesafsluiting

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Lesplanning
*Terugblik: 12 t/m 16 gemaakt

* Uitleg theorie: herhaling Lezen 4.3 

* Maken: 
De leestaak: opdr. 19 t/m 24

Klaar? 
Maak de Test jezelf en oefentoets op Talent Max

Lesafsluiting

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen:
- Je kent vier tekstdoelen en de bijbehorende tekstsoorten er bestaan.

- Je weet wat de begrippen beeld en opmaak betekenen.

- Je kunt het leespubliek van een tekst vaststellen.

Slide 2 - Diapositive

Kernzin en toelichting

Slide 3 - Diapositive

Kernzin en toelichting
In de kernzin staat de belangrijkste informatie uit de alinea.

De andere zinnen zijn een toelichting bij de kernzin, een uitleg of een voorbeeld. 

Slide 4 - Diapositive

Leertekst: Kernzin en toelichting
Een langere tekst is verdeeld in alinea's. In een alinea staat bijna altijd een kernzin: de zin met de belangrijkste informatie van de alinea. Vaak is de kernzin de eerste zin van de alinea.

De andere zinnen van de alinea zijn een toelichting bij de kernzin. Meestal is de toelichting een uitleg of een voorbeeld.

Slide 5 - Diapositive

Maken
Klassikaal: tekst 6 lezen 

Zelfstandig: 
De leestaak maken
Opdr. 19 t/m 24 

Slide 6 - Diapositive

Lesafsluiting
* Herhaling lesdoelen

* Vooruitblik:
- Leertekst doornemen
- Opdrachten bespreken

Slide 7 - Diapositive

Welke vier tekstdoelen bestaan er?

Slide 8 - Question ouverte

Slide 9 - Diapositive

Wat is de tekstsoort
van deze tekst?

A
informatieve tekst
B
tekst met een mening (betoog)
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 10 - Quiz

Wat is de tekstsoort
van deze tekst?

A
informatieve tekst
B
tekst met een mening (betoog)
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 11 - Quiz

Wat is de tekstsoort
van deze tekst?

A
informatieve tekst
B
tekst met een mening (betoog)
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 12 - Quiz

Wat is de tekstsoort
van deze tekst?

A
informatieve tekst
B
tekst met een mening (betoog)
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 13 - Quiz

Beeld en opmaak
Een schrijver plaatst zijn tekst niet zomaar op een bladzijde of website. Hij houdt rekening met beeld en opmaak: de manier waarop de tekst is vormgegeven. Een ander woord voor beeld en opmaak samen = lay-out.

Bijvoorbeeld:
- de verdeling van de tekst over de bladzijde
- de keuze van de soort letters
- de keuze van de kleuren
- de keuze van de plaatjes bij de tekst 

Slide 14 - Diapositive

Welke van de vier is GEEN voorbeeld van beeld en opmaak?
A
de keuze van de soort letters
B
de keuze van de kleuren
C
de verdeling van de tekst in alinea's
D
de verdeling van de tekst over de bladzijde

Slide 15 - Quiz

Beeld en opmaak
Veel bedrijven hebben een eigen manier van vormgeven. Ze hebben een eigen huisstijl, dat wil zeggen dat ze altijd dezelfde soort letter, kleuren en plaatjes gebruiken. Ze hebben ook een logo, een plaatje waaraan je het bedrijf kunt herkennen.

Het doel is dat een lezer door beeld en opmaak direct weet van welk bedrijf de informatie is.

Slide 16 - Diapositive

Van welk bedrijf is dit het logo?
A
Burger King
B
KFC
C
MacDonalds

Slide 17 - Quiz

Leespubliek
Een schrijver schrijft zijn tekst voor een bepaalde groep lezers. Die noem je het leespubliek.

Hoe kom je te weten voor welk leespubliek een tekst is bedoeld? Let dan hierop:
• het soort plaatjes;
• de bron;
• het taalgebruik;
• het onderwerp;
• hoe de lezer wordt aangesproken: met u of jij.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Voor welk leespubliek is het tijdschrift
National Greographic Junior
geschreven?
A
kinderen en jongeren
B
vrouwen
C
pubermeiden

Slide 20 - Quiz

Voor welk leespubliek is het tijdschrift
Girlz!
geschreven?
A
kinderen en jongeren
B
vrouwen
C
pubermeiden

Slide 21 - Quiz

Voor welk leespubliek is het tijdschrift
Libelle
geschreven?
A
kinderen en jongeren
B
vrouwen
C
pubermeiden

Slide 22 - Quiz