Groep 6 Thema 4 Les 19 zinsdelen

• Taal
• Basisschool
• Groep 6

Zinsdelen

Ik kan een zin verdelen in zinsdelen.

Stap 1: zoek de persoonsvorm

Juf Larissa rijdt met haar auto naar school.

Hoe vind je de persoonsvorm?

Stap 2: w,w,w,w,h

Wie?

Wat?

Waar?

Wanneer?

Hoe?

Hoe zat het ook al weer?

De juf herhaalt de doelen nog een keer online vandaag.

1. Zoek de persoonsvorm

2. Wie?

3. Wat?

4. Waar?

5. Wanneer?

6. Hoe?

Nog een voorbeeld

Juf Larissa rijdt veel te hard door de straat vandaag.

1. Zoek de persoonsvorm

2. Wie?

3. Wat?

4. Waar?

5. Wanneer?

6. Hoe?

Nog een voorbeeld

De kinderen luisteren heel goed op lessonup vandaag.

1. Zoek de persoonsvorm

2. Wie?

3. Wat?

4. Waar?

5. Wanneer?

6. Hoe?

Ik heb een smaragd gevonden op straat.

Hoe is bovenstaande zin goed in zinsdelen verdeeld?

1. Ik heb / een / smaragd / gevonden op straat
2. Ik / heb / een / smaragd / gevonden / op straat
3. Ik / heb / een smaragd / gevonden / op straat
4. Ik / heb / een smaragd / gevonden op / straat

Uitleg

Ik heb een smaragd gevonden op straat.

1. Zoek de persoonsvorm

2. Wie?

3. Wat?

4. Waar?

5. Wanneer?

6. Hoe?

Je mag hem gratis hebben!

Hoe is bovenstaande zin goed in zinsdelen verdeeld?

1. Je mag / hem / gratis / hebben!
2. Je/mag/hem/gratis/hebben
3. Je/mag/hem/gratis hebben
4. Je/mag/hem gratis hebben

De groene smaragd is stiekem een groene taart.

Hoe is bovenstaande zin goed in zinsdelen verdeeld?

1. De groene smaragd / is / stiekem / een groene taart
2. De / groene / smaragd / is / stiekem / een / groene / taart
3. De groene / smaragd / is / stiekeme / een groene / taart
4. De groene smaragd / is / stiekem een groene taart.

Uitleg

De groene smaragd is stiekem een groene taart.

1. Zoek de persoonsvorm

2. Wie?

3. Wat?

4. Waar?

5. Wanneer?

6. Hoe?

Snap jij het al?

1. Ik snap het helemaal.
2. Ik vind het moeilijk.
3. Ik snap het bijna helemaal.
4. Ik snap er niks van.