Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Stunde 4 - ich
Slide 1 - Diapositive
De vorige les
begroeten, afscheid nemen, bedanken
Klassensprache
uitspraak sis-klanken: s, ß, sch, z
uitspraak umlaut: ä, ö, ü
Slide 2 - Diapositive
Deze les:
Klassensprache
Alter + Zahlen
Klein- und Großschreibung
Bingo
Slide 3 - Diapositive
Wiederholung Klassensprache:
Ich habe es nicht verstanden.
Können Sie das wiederholen?
Können Sie mir bitte helfen?
Slide 4 - Diapositive
Klassensprache
Kijk goed naar de plaatjes en lees de zin. Wat betekent de zin in het Nederlands denk je?
Slide 5 - Diapositive
Was müssen wir machen?
Slide 6 - Diapositive
Wo steht das?
Slide 7 - Diapositive
Ich habe eine Frage.
Slide 8 - Diapositive
Meerkeuze
Kies de juiste vertaling van de Nederlandse zin.
Slide 9 - Diapositive
Wat moeten wij doen?
A
Wo steht das?
B
Ich habe es nicht verstanden.
C
Ich habe eine Frage.
D
Was müssen wir machen?
Slide 10 - Quiz
Waar staat dat?
A
Wo steht das?
B
Ich habe es nicht verstanden.
C
Ich habe eine Frage.
D
Was müssen wir machen?
Slide 11 - Quiz
Ik heb een vraag.
A
Wo steht das?
B
Ich habe es nicht verstanden.
C
Ich habe eine Frage.
D
Was müssen wir machen?
Slide 12 - Quiz
Aufgabe 1 - Zahlen
Kijk naar de video en schrijf de getallen op in jouw boekje.
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Vidéo
Aufgabe 2 - machen
Slide 15 - Diapositive
Aufgabe 3A - Klein- und Großschreibung
Lees de Duitse tekst en kijk goed wanneer er een hoofdletter gebruikt wordt. Wat zijn de regels denk je?
Slide 16 - Diapositive
Hoofdletters Duits:
Aan het begin van de zin.
Bij namen van plaatsen, mensen en dieren.
Bij zelfstandige naamwoorden.
Slide 17 - Diapositive
Aufgabe 3B - Klein- und Großschreibung
Lees de Duitse tekst. Welk woord moet met een hoofdletter geschreven worden? Markeer dat woord.
Slide 18 - Diapositive
Kies 9 getallen van 0 t/m 20 en schrijf deze in jouw bingokaart.
De docent noemt steeds (in het Duits) een getal, als je dit getal hebt opgeschreven streep je hem door. Wie als eerste een rijtje heeft, mag bingo roepen.
Slide 19 - Diapositive
Ik kan tot 20 tellen in het Duits.
helemaal mee eens
mee eens
niet mee eens en
oneens
helemaal mee oneens
Slide 20 - Sondage
Ik kan in het Duits zeggen dat ik een vraag heb, vragen waar iets staat en vragen wat we moeten doen.
helemaal mee eens
mee eens
niet mee eens en niet mee oneens
oneens
helemaal mee oneens
Slide 21 - Sondage
Ik kan markeren waar een hoofdletter moet komen te staan in het Duits.