werkwoordspelling tegenwoordige tijd AT zelfstandig

Werkwoordspelling  tegenwoordige tijd
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling  tegenwoordige tijd

Slide 1 - Diapositive

De tegenwoordige tijd = NU
Voor studenten om zelfstandig te oefenen
 
  • persoonsvorm in  de tegenwoordige tijd  

cdw 2023

Slide 2 - Diapositive

In deze les leer je...
Hoe je de persoonsvorm van een werkwoord  schrijft in de tegenwoordige tijd.

Weet je niet wat een persoonsvorm is? Doe dan eerst de les werkwoorden herkennen.

In andere lessen kun je oefenen  hoe je werkwoorden schrijft in de verleden tijd of hoe je werkwoorden schrijft in de voltooide tijd

Slide 3 - Diapositive

Herhaling: wat zijn werkwoorden? 
Sleep alle werkwoorden naar 'Werkwoord' .  De rest sleep je naar   'Geen werkwoord'.
Werkwoord
Geen werkwoord
huis
goede
verhuizen
heb
zijn
hond
tafel
bloempje
Kopje
rood
tent
bijzonder
denken
lopen
huilen
moeten
wil
geeft

Slide 4 - Question de remorquage

Wat is het werkwoord in de volgende zin?

Vandaag ga ik met mijn zus naar de markt.
A
Vandaag
B
ga
C
ik
D
naar de markt

Slide 5 - Quiz

Vul de goede persoonsvorm in:
De jongen ........ stage in een verzorgingshuis. (lopen)
A
loop
B
loopt
C
lopen
D
gelopen

Slide 6 - Quiz

De tegenwoordige tijd goed schrijven

Kijk het volgende filmpje en beantwoord  vragen.





Slide 7 - Diapositive

5

Slide 8 - Vidéo

03:00
Wat is de stam van het werkwoord
strijken?
A
strijken
B
strijk
C
strijkt
D
strijke

Slide 9 - Quiz

04:21
Welke vorm is juist geschreven?
Jij ....(vragen). de rekening
A
vragen
B
vraag
C
vragt
D
vraagt

Slide 10 - Quiz

06:12
Bedenk zelf nog een paar voorbeelden van werkwoorden uit deze categorie. Typ ze hieronder

Slide 11 - Question ouverte

07:23
Welke vorm is goed?
Jij ..(lezen).. een tijdschrift
A
leezt
B
lees
C
leest
D
lezen

Slide 12 - Quiz

04:21
Wat is juist?
Hij .......(helpen).. zijn moeder
A
help
B
helpt
C
helpen
D
helpe

Slide 13 - Quiz

 Kijk en luister ook naar het liedje van Guus Meeuwis in het volgende filmpje. Misschien helpt dat je om het beter te onthouden.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

De tegenwoordige tijd
NU
Vandaag
Heden

Slide 16 - Diapositive

Tegenwoordige tijd:
Jan en Maryam ...(komen)..... op visite.
A
kom
B
komt
C
komen
D
kwam

Slide 17 - Quiz

Onze keuken ... (worden)... deze week vernieuwd.
(tegenwoordige tijd)
A
word
B
werd
C
wordt
D
worden

Slide 18 - Quiz

Tegenwoordige tijd: wat is goed?

Hij ...(bedienen)...
A
hij bediend
B
hij bedient
C
hij bediendt
D
hij bediende

Slide 19 - Quiz

Hoe goed gaan bij jou nu de werkwoorden in de tegenwoordige tijd?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage