werkwoordspelling 1 tegenwoordige tijd zelf oefenen

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Werkwoordspelling 1 tegenwoordige tijd

Werkwoorden deel 1

Voor studenten om zelfstandig te oefenen

 Werkwoordspelling leren/opfrissen deel 1

• werkwoorden herkennen
• onderwerp en persoonsvorm
• tegenwoordige tijd  ( lastig: d/t of dt?)

cdw 2023

Deze les leer je/herhaal je

Wat werkwoorden zijn

Wat een persoonsvorm is

Hoe werkwoorden worden vervoegd

Hoe je werkwoorden schrijft in de tegenwoordige tijd

In deel 2 leer je hoe je werkwoorden schrijft in de verleden tijd

In deel 3 leer je Hoe je werkwoorden schrijft in de voltooide tijd

Wat zijn werkwoorden? 

Sleep alle werkwoorden naar 'Werkwoord' .  De rest sleep je naar   'Geen werkwoord'.

Werkwoord

Geen werkwoord

huis

goede

verhuizen

heb

zijn

hond

tafel

bloempje

Kopje

rood

tent

bijzonder

denken

lopen

huilen

moeten

wil

geeft

Werkwoorden....

Geven aan wat iets of iemand doet. Ze kunnen  in verschillende vormen in een zin voorkomen. Hoe schrijf je de goede vorm? 

Daarvoor moet je altijd letten op het onderwerp in de zin: wie of wat doet iets? Het werkwoord dat daarbij hoort heet de persoonsvorm.

En je moet letten op de tijd waarin de zin wordt geschreven: nu (= heden)  of in het verleden?

Wat is het werkwoord in de volgende zin?

Jan en Ahmed praten samen over hun vakantieplannen.

1. Jan en Ahmed
2. praten
3. samen
4. vakantieplannen

Wat is het werkwoord in de volgende zin?

Vandaag ga ik met mijn zus naar de markt.

1. Vandaag
2. ga
3. ik
4. naar de markt

Hoeveel werkwoorden heeft de volgende zin?
Zullen wij morgen gaan zwemmen?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Zullen wij morgen gaan zwemmen?

1. zullen
2. wij
3. gaan
4. zwemmen

De werkwoorden:

Zullen wij morgen gaan zwemmen?

Zullen is de persoonsvorm. Die kun je herkennen door het onderwerp te veranderen. Bijvoorbeeld ik i.p.v. wij:

Zal ik morgen gaan zwemmen? Zullen verandert dan.

Vul de goede persoonsvorm in:
De jongen ........ stage in een verzorgingshuis. (lopen)

1. loop
2. loopt
3. lopen
4. gelopen

Hoe zit het ook alweer met de d, t of dt?

Kijk het volgende filmpje en beantwoord  vragen.

00:40

verzenden

Wat is goed? Het meisje....

1. verzend
2. verzendt
3. verzent
4. verzenden

00:40

verzenden

Wat is goed? Ik....

1. verzend
2. verzendt
3. verzent
4. verzenden

Vind je het lastig? Kijk en luister dan naar het liedje van Guus Meeuwis in het volgende filmpje. Misschien helpt dat je om het te onthouden.

De tegenwoordige tijd

NU

Vandaag

Heden

Tegenwoordige tijd:
(komen) Jan en Maryam ........ op visite.

1. kom
2. komt
3. komen
4. kwam

Tegenwoordige tijd
(fietsen) Said ....... om half 9 naar school.

1. fiets
2. fietst
3. fietsen
4. fietste

Tegenwoordige tijd = nu

(varen) De visser _____ het meer op.

1. vaard
2. vaart
3. vaarde
4. vart

Deze week ___ onze keuken gerenoveerd.
(tegenwoordige tijd)

1. word
2. werd
3. wordt
4. werdt

Vinden - Tegenwoordige tijd
Hoe … je zus haar nieuwe school?

1. Vind
2. Vindt
3. Vond
4. Vondt

werkwoordspelling tegenwoordige tijd: wat is goed?

1. hij bediend
2. hij bedient
3. hij bediendt
4. hij bediende

Vervoeg in de tegenwoordige tijd.

1. vind
2. vint
3. vindt
4. vond

Vervoeg in de tegenwoordige tijd.

1. gebruikt
2. gebruikd
3. gebruikte
4. gebruiken

Hoe goed gaan bij jou nu de werkwoorden in de tegenwoordige tijd?

😒🙁😐🙂😃