Lezen hoofdstuk 3: tekstverbanden en signaalwoorden

Tekstverbanden en signaalwoorden
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Diapositive

Planning 
1. Tien minuten lezen;
2. Uitleg boekopdracht 3;
3. Uitleg tekstverbanden en signaalwoorden;
4. Aan de slag

Slide 2 - Diapositive

Wat houdt een chronologisch tekstverband in?

Slide 3 - Carte mentale

Een chronologisch verband beschrijft de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.
Als ik opgestaan ben, poets ik eerst mijn tanden, daarna was ik mij en vervolgens kleed ik mij aan.

Slide 4 - Diapositive

Wanneer spreken we van een opsommend verband?

Slide 5 - Carte mentale

In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd. De volgorde is willekeurig.
Ten eerste vind ik het leuk om pannenkoeken te bakken en ten tweede vind ik ze ook erg lekker.

Slide 6 - Diapositive

Wat wordt genoemd in een tegenstellend verband?

Slide 7 - Carte mentale

In een tegenstellend verband worden tegenovergestelde zaken genoemd.
Hoewel hij van plan zijn huiswerk goed te maken, was dit toch weer mislukt......

Slide 8 - Diapositive

Wanneer spreekt men van een toelichtend verband?

Slide 9 - Carte mentale

In een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.
Mijn vriendin houdt erg van eten koken, zoals Indisch, Surinaams en Hollands.

Slide 10 - Diapositive

chronologisch verband
opsommend verband
tegenstellend verband
toelichtend verband
vroeger
ten eerste
maar
bijvoorbeeld
nu
bovendien
hoewel
zoals
jaartallen
verder
aan de andere kant
denk aan

Slide 11 - Question de remorquage

Wat houdt een concluderend verband in?

Slide 12 - Carte mentale

Bij een concluderend verband trekt de auteur een conclusie uit informatie eerder in de tekst.
Kaatje Kip wilde alleen maar slapen en Pietje Puk wilde sporten; kortom ze hebben de dag afzonderlijk van elkaar doorgebracht.

Slide 13 - Diapositive

Wat is een redengevend verband?

Slide 14 - Carte mentale

Een redengevend verband geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.
Om de lessen goed te kunnen volgen, moet je uitgerust zijn en daarom ga ik op tijd naar bed.

Slide 15 - Diapositive

Wanneer spreek je van een oorzakelijk verband?

Slide 16 - Carte mentale

Een oorzakelijk verband laat zien waardoor iets gebeurt (waarop je zelf geen invloed hebt).
Omdat veel leerlingen ziek zijn, wordt alsnog online onderwijs gegeven.

Slide 17 - Diapositive

Wat houdt een vergelijkend verband in?

Slide 18 - Carte mentale

Met een vergelijkend verband maakt de auteur iets duidelijk door een verschil of een overeenkomst te noemen.
Vergeleken met vorig jaar,  ligt het aantal absenties nu veel hoger.

Slide 19 - Diapositive

concluderend verband
redengevend verband
oorzakelijk verband
vergelijkend verband
dus
daarom
dat komt door
in vergelijking met
kortom
omdat
evenals
het blijkt dat
want
dankzij
meer/groter/beter dan

Slide 20 - Question de remorquage

Vier nieuwe verbanden! 
1. Doel-middelverband
2. Samenvattend verband
3. Voorwaardelijk verband
4. Toegevend verband

Slide 21 - Diapositive

Doel-middelverband
Bij signaalwoorden van doel of middel wordt er een doel genoemd en daarbij een middel waarmee dat doel bereikt kan worden. Doel en middel kunnen binnen één zin worden genoemd, maar kunnen ook binnen meerdere zinnen worden genoemd.

Voorbeeld: Om nog op tijd op school te komen (doel), ga ik toch maar fietsen in plaats van lopen (middel).

Slide 22 - Diapositive

Samenvattend verband
Bij signaalwoorden van samenvatting en herhaling wordt het belangrijkste uit de tekst nog eens kort samengevat of herhaald. Dit gebeurt meestal aan het einde van de tekst, maar het kan ook aan het begin van de tekst. 

Voorbeeld: Gisteren ben ik met Gijs en Loes naar de film geweest. Het was een hele spannende film. De film ging over een man op een onbewoond eiland en op dat eiland woonden allemaal enge dieren. Deze dieren waren heel groot en slijmerig en soms was het zelfs zo eng dat ik niet durfde te kijken. De man was heel dapper, want hij moest steeds met de dieren vechten om niet gewond te raken. Vooral 's nachts was het eng! Eén keer schrok ik zo erg, dat ik mijn popcorn over mij heen gooide. Kortom, het was een hele spannende film. 

Slide 23 - Diapositive

Voorwaardelijk verband
Bij signaalwoorden van voorwaarde staat er in de tekst dat er eerst iets moet gebeuren, voordat er iets anders gaat gebeuren.

Voorbeeld: Jespers moeder vindt het goed dat hij nog even buiten gaat spelen, mits hij op tijd terug is voor het eten (voorwaarde). 

Slide 24 - Diapositive

Toegevend verband
Bij een toegevend verband wordt een andere kant van de zaak aangegeven. De toegeving kan ook achteraan staan.

Voorbeeld: Hoewel natuurkunde het minst favoriete vak van mijn zusje is, heeft ze het toch gekozen voor de bovenbouw.

Slide 25 - Diapositive

Al met al
A
concluderend verband
B
opsommend verband
C
chronologisch verband
D
vergelijkend verband

Slide 26 - Quiz

Omdat
A
redengevend verband
B
toelichtend verband
C
tegenstellend verband
D
oorzakelijk verband

Slide 27 - Quiz

Ten slotte
A
tegenstellend verband
B
opsommend verband
C
concluderend verband
D
vergelijkend verband

Slide 28 - Quiz

Welk(e) tekstverband(en) herken je al aan de hand van signaalwoorden?

Slide 29 - Carte mentale

Welk(e) tekstverband(en) moet je nog oefenen?

Slide 30 - Carte mentale